Opinie

Jood vaak niet blij met aandacht van kerk

Een christelijke belangstelling voor het jodendom zoals zaterdag in het redactioneel commentaar in deze krant werd verwoord, wordt volgens rabbijn Lody B. van de Kamp verafschuwd door de jood.

31 October 2006 10:16Gewijzigd op 14 November 2020 04:14

Met z’n drieën zaten de predikant, de Israëldeskundige en ikzelf zaterdagavond achter de tafel tegenover de belangstellenden. Het was een boeiend gesprek dat zich ontwikkelde met een twintigtal christelijke jongeren over Israël, het jodendom, de toekomstverwachtingen en de relatie tussen kerk en synagoge.Van alle vragen die op ons afkwamen was er één die wat mij betreft extra aandacht verdiende. Dat was de vraag wat joden nu eigenlijk vinden van de christelijke belangstelling voor het jodendom zoals die zich de afgelopen jaren in ieder geval in Nederland heeft ontwikkeld.

Ik vertelde iets over het tot stand komen van het Overlegorgaan voor Joden en Christenen (OJEC), nu meer dan twintig jaar geleden. Ook besteedde ik aandacht aan de twee redenen van de toch wel grote terughoudendheid van joodse zijde met betrekking tot ’het gesprek’.

Enerzijds is deze terughoudendheid gestoeld op een historisch wantrouwen ten aanzien van de christelijke belangstelling. In de lange historie van kerk en synagoge in Europa was het beste dat de kerk de jood had te bieden de bekering. Het ergste de uitroeiing. Iets anders was er nauwelijks.

Anderzijds is deze terughoudendheid gestoeld op het feit dat het christendom voor zijn eigen beleving nu eenmaal de kennis van de joodse wortels nodig heeft. Terwijl de jood voor zijn eigen geloofsbeleving geen noodzaak heeft om zijn blik op het christendom te richten. Dat is een eenvoudige theologische redenering, die er de oorzaak van is dat het gesprek tussen kerk en synagoge voornamelijk een eenrichtingsverkeer blijft van christenen naar joden, en niet andersom.

Toen ik die avond laat van deze bijeenkomst thuiskwam, wierp ik nog een blik in het Reformatorisch Dagblad. Het redactioneel commentaar ging over de boosheid van de emeritus hoogleraar dogmatiek Kuitert op ds. Hegger, die de ’afvallige’ Kuitert per brief in dagblad Trouw had opgeroepen zich te beraden op zijn standpunt „nu het eind van zijn leven nadert.”

Het redactioneel commentaar eindigt met het volgende citaat: „Kuiterts ketterse denkbeelden moeten scherp worden veroordeeld; voor het behoud van zijn ziel zal een gedurig gebed moeten opgaan. Zoals dat ook moet geschieden voor alle anderen die in hun atheïsme wankelen ten dode. Dat gebed betreft overigens ook hen die, ondanks alle uiterlijke rechtzinnigheid, ten diepste niet willen knielen voor Gods Zoon.”

Onmiddellijk dacht ik op dat moment aan die ene vraag: wat vinden joden nu eigenlijk van de christelijke belangstelling voor het jodendom? Na het lezen van dit commentaar wist ik in ieder geval wel wat joden vinden van een gesprek met deze vorm van christendom. Een christendom dat hen „die niet willen knielen voor Gods Zoon”, dat zijn wij joden dus, beschouwt als „ten dode wankelenden” voor wier zielsbehoud moet worden gebeden.

Wat vindt de jood van de christelijke belangstelling? Een dergelijke christelijke belangstelling wordt door de jood verafschuwd. Te lang heeft de kerk erop aangedrongen dat de jood moet knielen voor datgene wat zij als heilig aanvaardt, terwijl een dergelijk knielen juist voor de jood onaanvaardbaar is.

Dit commentaar in het RD staat niet op zichzelf. Het is nog maar enkele weken geleden dat in dezelfde rubriek in deze landelijke krant de zin „Religie buiten Christus is afgodendienst en leidt tot eeuwig verlies” stond afgedrukt. Ook daarin werd het jodendom dus afgeschilderd als een afgodsdienst die leidt tot eeuwig verlies.

Onbeleefd
Tja, wat vind de jood van de christelijke belangstelling? Nogmaals, van deze belangstelling vindt de jood dus helemaal niets. Behalve dat hij zich misschien geroepen zou gaan voelen de rollen om te draaien. In het jodendom betekent het accepteren van „de Zoon van God” een aantasting van de uniciteit van de Eeuwige zoals deze in het boek Deuteronomium (6:4) wordt beschreven. De uniciteit is ondeelbaar. Dus geen Vader én Zoon.

Zou de jood dan moeten gaan zeggen dat het RD met het dienen van de Zoon en met voor Hem te knielen de joodse burger oproept om juist afgodsdienst te gaan bedrijven? Nee de joodse burger in ons land heeft reeds lang geleden geleerd dat een dergelijke uitspraak onbeleefd en onnodig grievend is.

De redactie van het RD is wat deze houding ten opzichte van de joodse medeburger betreft nog lang niet zover.

De auteur is orthodox rabbijn en woont in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer