Cultuur & boeken

Asavoaie: Tijd in de gevangenis is een zegen geweest

Hij dineert tegenwoordig met de groten der aarde, maar als jongen wist Constantin Asavoaie niet hoe hij met een vork moest eten. Als zoon van een alcoholist, afkomstig uit de bitterste armoede, leek hij een weinig rooskleurige toekomst tegemoet te gaan. Bijna drie jaar zat hij in een Roemeense gevangenis. Maar vandaag ontfermt hij zich als directeur van Prison Fellowship Romania over daklozen, ex-gevangenen en straatkinderen. “Ik kan slecht tegen mensen die de gelegenheid hebben om te helpen, en die niets dóén.”

Enny de Bruijn
20 October 2006 15:58Gewijzigd op 14 November 2020 04:13

Elke avond zit Constantin Asavoaie (51) op het bankje tegen de muur van het straatkinderentehuis in Cluj-Napoca. Hij spreekt luid in zijn mobiele telefoon, roept mensen aan die voorbijkomen, trekt kinderen naar zich toe, maakt een praatje met de daklozen die een maaltijd hebben genuttigd in de eetzaal. Pas om tien uur, als de kinderen op bed liggen, zit zijn werkdag erop. Per taxi vertrekt hij met zijn vrouw Cornelia naar huis - de volgende ochtend zijn ze allebei alweer vroeg present. Vakantie? Daar doen ze niet aan.

Asavoaie is een man die je niet over het hoofd ziet. Groter en forser dan de meeste Roemenen, met een ijzeren wil achter een innemende glimlach. Iemand die gewend is om vol te houden tot hij zijn zin heeft gekregen, iemand die zich door niets van de wijs laat brengen, iemand met bijna demagogische talenten. Maar als hij zijn levensverhaal begint te vertellen wordt zijn andere kant zichtbaar: de jongen die zijn leven lang op zoek is geweest naar bevestiging, de man die -ondanks uiterst moeilijke omstandigheden- geleerd heeft om anderen te geven wat hij zelf heeft gemist.

Van elk kind uit het tehuis kent hij de geschiedenis, niet zelden vol schokkende details. Er is een meisje dat zich kennelijk staat af te vragen of ze zal meedoen met een groepje zingende kinderen - zij blijkt vroeger te zijn gedwongen om in pornofilms te figureren. Er is een jongen die de meest fantastische verhalen kan vertellen - hij blijkt als klein kind door zijn ouders aan de verwarming te zijn geketend, mishandeld en uitgehongerd. Asavoaie spreekt ze aan, prijst en bemoedigt, luistert naar hun belevenissen.

Het werk aan de basis heeft nog altijd zijn hart, al staat hij dan aan het roer van een enorme organisatie. Prison Fellowship Romania heeft momenteel 142 stafmedewerkers, en daarnaast zijn er duizenden vrijwilligers, die bezoekwerk doen en kerkdiensten organiseren in alle 37 gevangenissen in Roemenië. Maar dat is slechts het halve werk. Asavoaie geeft ook leiding aan zeven verschillende opvangtehuizen: voor daklozen, bejaarden, ex-gevangenen, moeders in moeilijke omstandigheden, straatkinderen, jeugdige delinquenten en kinderen die zijn blootgesteld aan misdaad.

Vanwaar uw gedrevenheid?

“Ik heb zelf de bittere smaak van armoede gekend. Ik ben opgegroeid in een gezin met vier kinderen, en dat was een heel moeilijke tijd. Mijn vader was altijd dronken, al zijn geld ging op aan alcohol, en soms was hij gewelddadig. Ik was een jaar of vier toen ik besefte dat sommige kinderen een goede vader en moeder hadden, terwijl ik mijn vader alleen maar kende met de fles in de hand. Als ik in het dorp kwam, riepen de mensen me na: Dronkemanszoon! Ik dacht: Wie bepaalt welke kinderen het recht hebben om goede vaders te krijgen, en welke kinderen slechte?

Ik ben een keer door een groep jongens in elkaar geslagen, terwijl mijn vader erbij was - maar hij lag langs de kant van de weg te slapen. De artsen in het ziekenhuis vertelden me later dat ik niets anders riep dan: “Papa, help me, papa, help me!” In die periode stierf mijn droom om ooit een goede vader te hebben.”

Hoe zat het met uw moeder, kon zij daar niets aan doen?

“Ik beschouw mijn moeder als een van de bijzonderste mensen uit mijn leven. Ik heb nooit heiligen ontmoet, maar als ze zouden bestaan, dan zou mijn moeder er een zijn. Ze kon me niet tegen mijn vader beschermen, maar ik kreeg zo veel liefde van haar. Elke dag, als we op dezelfde verdrietige manier moesten beginnen, zei ze tegen me: Geef het niet op, morgen komt er een nieuwe dag, er is hoop voor morgen, je moet blijven dromen.”

Toch zijn er veel mensen met een achtergrond als de uwe, die daar nooit van loskomen, die geen hoop hebben. Hoe komt het dat u wél kon blijven dromen?

“Als kind kon ik dat, dankzij mijn moeder, maar later in mijn leven lukte het me niet meer. Ik weet uit ervaring hoe het is om geen enkele hoop te hebben, om van alle kanten neergedrukt te worden, zo hard, dat je geen uitweg meer ziet. Zonder de genade, en de liefde van God en van onze Heere Jezus Christus kom je daar nooit uit, dan is er geen oplossing.”

Wist u dat als kind al?

“Nee, ik zal je zeggen hoe ik dat in die tijd beleefde. Toen ik een jaar of vijf, zes was, moest ik de hele dag op onze melkkoe passen en zorgen dat ze genoeg te grazen had. Mijn moeder zei: Als je gaat voetballen met de jongens geeft de koe ‘s avonds niet genoeg melk, en dan hebben wij niet genoeg te eten.”

Dat was nogal een grote verantwoordelijkheid, voor een kind van zes.

“Ja, ik moest de man in huis zijn, ik was de oudste. ‘s Avonds zei ik tegen de koe: “Ik heb vandaag mijn best voor je gedaan om genoeg te eten te vinden. Nu moet je zorgen voor genoeg melk, zodat wij ook genoeg te eten hebben.” En dan voelde ik iets van wederzijds begrip - dat was voor mij een soort avondgebed. Je moet weten, ik wist toen nog niets over een persoonlijke relatie met God.”

Niet dat Asavoaie zonder enige religie werd opgevoed. “We hoorden bij de Roemeens-Orthodoxe Kerk, net als iedereen, we respecteerden de wetten, we vastten veertig dagen voor Pasen, maar het was alleen maar regel, traditie.”

Toch bent u nog altijd lid van diezelfde kerk, u gaat zelfs voor in kerkdiensten.

“Ik hoor bij de Lord’s Army, een evangelische stroming binnen de Roemeens-Orthodoxe Kerk. Tijdens het communistische regime waren onze bijeenkomsten verboden, en nog altijd is de officiële kerkleiding niet gelukkig met ons bestaan. We krijgen veel tegenwerking. Maar we willen juist bínnen de kerk aandacht vragen voor de persoonlijke wedergeboorte en de persoonlijke verhouding tot God. Hoe belangrijk dat is, heb ik pas na mijn huwelijk ontdekt. Ik heb ook veel geleerd van Nederlandse vrienden als ds. Cornelis van den Berg en onze sponsor Albert Riezebos. Zij hebben me in aanraking gebracht met boeken van Calvijn, van Matthew Henry en andere schrijvers uit de gereformeerde traditie. Maar mijn ouders hadden het daar niet over.”

U hebt uw vader al jong verloren.

“Hij dronk op een nacht twee flessen brandewijn, daar stierf hij aan en hij liet ons achter in een vreselijke situatie. We voelden ons machteloos, veracht, uitgelachen - we waren uitschot. Sinds mijn tiende moest ik in de vakanties als schaapherder werken, zo arm waren we. Maar de schapen gaven me tijd om te lezen. Je zult het niet geloven, maar ik las in die tijd de boeken van alle Nobelprijswinnaars die ik maar te pakken kon krijgen, soms ging ik de hele nacht door. Boeken waren mijn beste vrienden.”

Vandaar dat u werd uitgekozen voor de nationale essaywedstrijd.

“Ik was bijna veertien, en ik had de wedstrijden van de school en van de streek gewonnen. Dat was wat in ons dorp: ik zou voor het eerst van mijn leven met de trein naar de hoofdstad gaan. Ik had niet eens goede schoenen. Die mocht ik lenen van de geschiedenisleraar, maar hij had maat 44. Ik moest ze opvullen met papier - ik zag eruit als Donald Duck. Ik had ook nog nooit van mijn leven een vork gebruikt, dus toen we met alle deelnemers gingen eten, gebruikte ik mijn vingers. Alle kinderen begonnen te lachen.”

Moet vreselijk geweest zijn.

“Die sufferd uit de provincie, zeiden ze, totaal onopgevoed. Ik schaamde me: ik kwam uit een arm dorp, uit een arme familie, en ik was de zoon van een dronkaard. Mensen in Nederland kunnen zich dat misschien niet voorstellen, maar armoede is vernederend, het verminkt je ziel.

Tijdens de wedstrijd kregen we drie uur om een essay te schrijven over een onderwerp dat we zelf mochten bedenken. Ik dacht: ik kan honderdduizend dingen vertellen over mijn moeder. En dat deed ik toen, drie uur lang, uit de grond van mijn hart. Daarmee won ik de wedstrijd - iedereen was geschokt dat ík de winnaar was.

Voor mij was dat een teken, een teken dat het uiteindelijk niet uitmaakte hoe mooi je gekleed was of wat voor ouders je had. Er bestond iets als gerechtigheid, iets als genade - ook al wist ik toen nog niet wat dat écht betekende.”

Ondanks de armoede van zijn familie kon Asavoaie verder studeren. “Ik had goede cijfers, ik kreeg een studiebeurs. Het leven werd beter, en ik leerde mijn vrouw kennen. Ik studeerde economie en Frans, zij Roemeens. Ik hoorde dat ze enig kind was, dat ze uit Cluj kwam, dat haar ouders een auto hadden, en -het meest intrigerende van alles- dat ze erg christelijk was. Ik dacht: Christelijke vrouwen moeten hun man gehoorzaam zijn, dat moet een mooi leven zijn. Dus we trouwden.”

Ik snap waarom u dat wilde, maar waarom wilde zij dat? U deelde haar levensovertuiging niet.

“De mensen zeiden tegen haar: “Hoe kom je erbij om met die man te trouwen? Dat wordt een ramp!” Maar ze hield heel veel van me, en ze zei dat liefde alles kon veranderen, dat liefde alles mogelijk maakte. Die hoop heeft ze nooit opgegeven - en uiteindelijk heeft ze gelijk gekregen. Maar zo ver was het op dat moment nog lang niet, jarenlang ben ik een groot kruis voor haar geweest.

Toen we eenmaal getrouwd waren en bij mijn schoonouders inwoonden, vertelden die me voortdurend dat zij christelijk waren en ik niet, dat ik uit een zondaarsfamilie kwam, dat mijn vader een dronkaard was. Maar ik was jong en ambitieus, ik dacht: Ik zal bewijzen dat jullie ongelijk hebben.”

Dus toen ging u maar in de politiek.

“Ik werd lid van de communistische partij, en ik predikte overal dat het communisme de kans van ons leven was. Dat was een dodelijke doctrine, maar ik geloofde erin, het was mijn afgod.

Als ik thuiskwam, gebeurde het ontelbare keren dat mijn vrouw zat te huilen. Ze was een voorbeeldige christelijke vrouw, ze viel me nooit af, maar ze huilde veel en ze zei dat ze bang was dat haar ouders toch gelijk kregen. Toen ik haar op een avond zo zag zitten, haar armen om onze tweeling heengeslagen, sloeg de depressie toe. Ik kon alleen maar denken: Wat is er nu van mijn leven terechtgekomen? Ik heb het leven van mijn vrouw verwoest, de rest van de familie kan me alleen maar veroordelen, ik ben mislukt.”

Maar voor de buitenwereld had u toch veel succes.

“Ik was een gevierd spreker, Ceausescu heeft eens tegen me gezegd: “Ga zo door, jongeman, mensen zoals jij zijn de hoop van onze natie!” Maar ik voelde dat mijn leven gespleten was. Ik heb alle schaduwkanten van de communistische partij gezien, het bedrog, het gedraai, de leugens. Het was alsof ik in een toneelstuk speelde, het was de echte wereld niet. Ik voelde me zo ellendig over mezelf, mijn leven was een ramp, een ramp, een ramp.

Mijn schoonmoeder gebruikte sterke slaapmiddelen, en ik wist waar ze haar medicijnen bewaarde. Toen ik aan de beurt was om de nacht op school door te brengen -ik was leraar hier in Cluj- nam ik 300 pilletjes in, en voor de zekerheid zette ik ook de gaskraan open. Daarna ging ik een afscheidsbrief aan mijn vrouw zitten schrijven. Ik schreef en schreef, tot ik omviel en niets meer wist.”

Hoe kon u zoiets overleven?

“Dat kan ik zelf ook niet begrijpen. Ik werd pas gevonden toen ‘s ochtends twee leerlingen bewusteloos raakten door het gas dat uit mijn kamer kwam, en naar het psychiatrisch ziekenhuis gebracht. Mijn slokdarm had ik verbrand, en wekenlang ben ik blind geweest. Ik voelde me totaal gebroken. Maandenlang ben ik opgenomen geweest, maar mijn vrouw bezocht me elke dag. Eén keer was het zo glad dat er in de hele stad 120 mensen een been braken, maar Cornelia trok sokken aan over haar schoenen en bereikte in drie uur het ziekenhuis.

Op een dag zei ze: “Jij bent verdrietig en boos, maar ik heb goed nieuws: Ik ben zwanger.” Dus ik zei: “Daar is maar één oplossing voor. Abortus.” Ze begon te huilen, en ze zei: “Je verwoest mijn leven, maar ik zal je niet meer toestaan om mijn geloof te verwoesten.” Op dat moment wist ik, diep in mijn hart, dat ze volkomen gelijk had. Voor mij is dat een keerpunt geweest. Later, toen ik uit het ziekenhuis kwam, zei ik tegen mijn vrouw: “Ik wil voortaan met je mee naar de kerk, jouw kerk zal mijn kerk zijn.””

En de communistische partij dan? Hoe kon dat samengaan?

“Ze hoorden al snel dat ik de bijeenkomsten van de Lord’s Army bezocht. De leider van de partij deelde me mee dat ik bevorderd kon worden tot waarnemend burgemeester van Cluj en dat ik een huis met zes kamers kon krijgen. Maar dan moest ik wel stoppen met die kerkgang. Als ik er toch mee doorging, zou ik er spijt van krijgen.

Eigenlijk wilde ik het liefst teruggaan naar mijn oude wereld, ik wilde iets betekenen, iemand zijn. Het is alleen Gods genade geweest dat ik naar de kerk bleef gaan - ik hoorde later dat er veel mensen voor me gebeden hadden. Natuurlijk werd ik toen uit de partij gegooid, want onze kerk was tot 1990 illegaal. Talrijke leden van de Lord’s Army zaten in de gevangenis, niet omdat ze zo crimineel waren, maar omdat ze bijvoorbeeld Bijbels hadden verspreid.”

Dat Asavoaie zelf in de gevangenis terechtkwam, had een andere reden. “Ik werkte bij een staatsbedrijf en ondertekende op een gegeven moment papieren zonder ze goed gelezen te hebben. Daarbij maakte ik een fout, een fout die het bedrijf ongeveer -omgerekend naar vandaag- 500 Amerikaanse dollar kostte. Ik begreep er niets van, en ik begreep God nog het minst van al. Nu wil ik U volgen, zei ik, waarom kom ik dan in de gevangenis terecht?

Maar God heeft Zijn eigen bedoelingen. Mijn vrouw wist me een Bijbel te bezorgen, en zo kreeg ik de kans om het Woord van God als het ware op te eten. Dat is een heel bijzondere genade in mijn leven geweest. Ik bestudeerde de Bijbel drie keer in het Roemeens en drie keer in het Engels. Hele Bijbelboeken leerde ik uit mijn hoofd.”

Mocht dat zomaar?

“Wij werden om halfvijf gewekt, maar de bewakers kwamen pas om halfacht. Dus ik kon drie uur lang ongestoord mediteren. Elke dag las ik een gedeelte, en dan schreef ik op wat het me te zeggen had, hoe het mijn leven zou moeten veranderen. In dat opzicht is de gevangenis een zegen voor me geweest. Zonder gevangenis had ik me nooit zo intensief met de Bijbel beziggehouden, had ik me nooit zo afhankelijk van God gevoeld. Ik was alleen, had alles verloren, kon me alleen maar voor de genadetroon neerbuigen en mijn leven voor Hem neerleggen.”

Uw leven vertoont parallellen met dat van Charles Colson. Als adviseur van president Nixon kwam hij na de Watergateaffaire in de gevangenis terecht, waarna hij de oprichter werd van Prison Fellowship.

“Colson was een voorbeeld voor me. Ik las zijn boek in de gevangenis, de geschiedenis van een man wiens leven in duizend stukken gebroken is, die grote fouten heeft gemaakt, die veroordeeld is en gevangengezeten heeft. Maar dan komt God toch met een nieuwe mogelijkheid. Dat is het geheim van het leven, een heel simpel geheim: er is een tweede kans.”

Zo’n kans wilt u andere mensen ook bieden.

“Toen ik uit de gevangenis kwam -vijftien jaar geleden- kreeg ik contact met Colson en kon ik voor Prison Fellowship Romania aan de slag. Van het een kwam het ander: via de gesprekken en Bijbelstudies in de gevangenis ontdekten we de problemen van kinderen van gevangenen. Vandaar het eerste kindertehuis. Maar de mensen die uit de gevangenis ontslagen werden, kwamen ook naar ons toe: “Help me alsjeblieft, ik ben alles kwijt, ik heb geen huis meer en geen werk en mijn familie wil niets van me weten.” Dus begonnen we een centrum voor ex-gevangenen. Inmiddels hebben we zeven centra waarin we allerlei vormen van opvang bieden.”

Maar mensen zijn hardleers. Niet ieders leven laat zich zomaar ombuigen in de goede richting.

“Ik zie dat mensen soms terugvallen in hun oude leven, ik zie dat het soms niet lukt om boven de problemen uit te groeien. Wij kunnen niet alles oplossen, maar we hebben de plicht om anderen te helpen. Als we zeggen: “Ga in vrede, ik zal voor je bidden”, zijn dat alleen maar woorden. Ik kan slecht tegen mensen die de gelegenheid hebben om te helpen, en die niets dóén. Ook al besef ik dat alleen Gods genade mensen werkelijk kan redden. Zonder Hem is er geen uitzicht.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer