Verlichting verliest glans bij Neiman
Titel: ”In het zicht van de galg. Helden en het kwaad”
Auteur: Susan Neiman e.a.
Uitgeverij: Damon, Budel, 2006
ISBN 90 5573 694 5
Pagina’s: 88 blz., € 12,90.
Fundamentalistische godsdiensten zijn een kwaad. Ze groeien als kool omdat het publiek niets anders aangeboden krijgt. Als er meer verlichte filosofen het land doorgingen, zou het wel beter gaan. Dat stelde Susan Neiman vorig jaar zomer in haar Thomas More Lezing, die nu in druk is verschenen. Uit haar uitspraken komt het beeld naar voren van een bedreigde rationalist. Vooral het interview met de publicist Bas Heijne dat ook in de bundel staat, verraadt grote paniek over de groei van religie.
Enerzijds begrijpt ze het „fundamentalisme”, zoals ze orthodoxe godsdiensten steevast noemt. De seculiere samenleving kweekt leegte, en de televisie vult die alleen maar met nog meer nihilisme. Omdat de intellectuelen zich hebben teruggetrokken in hun universiteiten, grijpen de dominees en imams hun kans.
De opkomst van het fundamentalisme is „angstaanjagend”, vindt Neiman. Het heeft ook velen verrast. De verlichting zou immers zegevieren. Rede en wetenschap zouden religie laten verdwijnen als sneeuw voor de zon, aldus de Amerikaanse filosoof.
Maar dan ineens groeit het fundamentalisme weer. Zelfs president Bush, „een volslagen idioot”, behoort ertoe, „want hij is in elk geval omgeven door tal van fundamentalistische groepen die op zijn minst net zo problematisch zijn als degenen die in Afghanistan hebben huisgehouden.”
Het is verrassend en ook onthullend hoe ze zich hierover laat gaan in het gesprek met Bas Heijne, dat direct na de lezing werd gehouden. „Wat kunnen we tegen hen toen? Dat is het grote probleem”, stelt ze gelaten vast.
De afgelopen jaren gaf Neiman veel lezingen in Amerika. Ze ontmoette altijd een honger naar zingeving. Waren er maar „meer van ons in het veld”, verzucht de filosoof daarom. „Wij kunnen mensen een andere manier van denken aanbieden.” Je moet de „dromen” van mensen kunnen beantwoorden.
De wijsgeren zullen echter op één probleem stuiten. Want een andere reden waarom het fundamentalisme groeit is dat het de materiële noden helpt oplossen, aldus Neiman.
Vijanddenken
Het vijanddenken in Neimans gedachten is onthutsend. Critici van de verlichting zijn steevast „fanatici.” Orthodoxe stromingen in christendom, islam en jodendom zijn daarom vormen van „fanatisme”, omdat je daarin „je intellect moet opofferen.” En zodra christelijke gemeenten actief zijn op sociaal gebied, is het diaconaat ineens een gevaarlijke verleiding. Allemaal niet erg afgewogen en academisch, maar meer de emotie van een verliezende partij.
Of Neiman helemaal weet waarover ze praat, valt te betwijfelen. Ze heeft „niet erg veel” fundamentalisten ontmoet, laat staan met een open filosofisch oor naar hen geluisterd. Verder valt te betwijfelen of gelovigen echt hun intellect moeten opofferen. Jezus roept Zijn volgelingen (in Matthéüs 22 en Lukas 10) op Hem onder meer lief te hebben met „geheel uw verstand.” De eeuwen door hebben theologen hierin een roeping gezien het intellect juist in te schakelen.
De dreiging van het einde van de verlichting werpt een sombere floers over deze lezing. „Seculiere mensen vormen een in toenemende mate geïsoleerde groep.” De verlichting zette de mens centraal en moest hem boven paniek en pessimisme uittillen. Maar bij Neiman is die glans eraf.