„Religie hoort bij vorming van het kind”
Titel: ”Religie in het onderwijs. Zekerheden en onzekerheden van levensbeschouwelijke vorming”, red. Siebren Miedema
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2006
ISBN 90 211 4110 8
Pagina’s: 208
Prijs: € 18,50.
Rechtsfilosoof P. Cliteur laat er geen twijfel over bestaan: wat hem betreft verdwijnt het bijzonder onderwijs zo snel mogelijk. Godsdienstpedagoog S. Miedema wil met een nieuwe bundel opstellen het tegendeel beargumenteren: religie in het onderwijs komt ten bate van de vorming van leerlingen én van de sociale cohesie in de samenleving. Miedema schetst de discussie rond de vrijheid van onderwijs zoals die zich ontspon sinds de verschijning van de dissertatie van P. A. van der Ploeg in 1995. „Religie heeft in enkele jaren de dagelijkse en onontwijkbare aandacht gekregen van velen, maar in het debat is bezonnenheid, nuancering en kennis van zaken niet zelden ver te zoeken”, vindt Miedema.
Cliteur krijgt in deze bundel de ruimte om zijn denkbeelden uiteen te zetten. Volgens hem zijn de argumenten die pleiten voor de bijzondere scholen allemaal niet sterk. Veel zwaarwegender vindt hij de reden om het bijzonder onderwijs af te schaffen: het splijt volgens hem de samenleving. Het fanatisme en het groeipotentieel van de moslimextremisten dringen ertoe groepen bij elkaar te brengen op „scholen met een stevige injectie van burgerschapsvorming en algemene waarden en zedelijkheid.”
Cliteur realiseert zich wel dat dit in het bijzonder van christenen een offer vraagt. Maar de ene groep wel eigen scholen geven en de andere niet, dat gaat nu eenmaal niet.
Pluralisme
Vervolgens komt H. M. Vroom, hoogleraar godsdienstwijsbegeerte, aan het woord. Hij noemt vijf redenen waarom religie wél een plaats in het onderwijs verdient: neutraliteit bestaat niet, iedereen heeft een levensbeschouwing nodig, jongeren moeten visies van anderen leren begrijpen, we moeten leren omgaan met pluralisme en leren een dialoog met anderen aan te gaan.
Bij een brede identiteitsontwikkeling van leerlingen kan levensbeschouwelijke vorming niet achterwege blijven, betoogt samensteller Miedema. Kinderen hebben daar recht op, en daarom moet het ook op openbare scholen niet langer een keuzevak zijn, maar een vast onderdeel van het curriculum. Leren omgaan met verschillen lukt in elk geval niet als godsdienst en levensbeschouwelijke pluraliteit genegeerd worden. Neutraal onderwijs, zonder normatieve interpretatie, is voor de vorming van het kind helemaal niet gewenst, betoogt oud-docent pedagogiek B. Stilma.
Te vaak worden traditie en verlichting lijnrecht tegenover elkaar gezet, wil pedagoge W. A. J. Meijer duidelijk maken. Godsdienstonderwijs dat reflectie op de van huis uit meegegeven levensbeschouwing, in relatie tot andere tradities, stimuleert, „dat is de verlichting die pedagogisch gesproken moet worden nagestreefd, steeds opnieuw, in elke generatie.”
Geestelijke vorming
Veel christelijke scholen beschouwen het meer rekening houden met diversiteit in levensbeschouwing niet als een verzwakking van de eigen identiteit, constateert socioloog K. Neuvel. „Voor de meeste ouders is de ’verwaterde’ identiteit van het bijzonder onderwijs al evenmin een probleem, maar eerder een uitdrukking van hoe ze zelf tegenover religie staan.”
Het is trouwens ook niet gauw goed: de ene school beïnvloedt volgens critici van artikel 23 van de Grondwet de ontwikkeling van kinderen te eenzijdig, de andere, die dat niet doet, is te verwaterd om nog een afzonderlijk bestaansrecht gegund te worden.
Staflid A. van Harskamp van het Blaise Pascalinstituut, het bezinningscentrum van de Vrije Universiteit, noemt het „raadselachtig” hoe Cliteur tot het oordeel komt dat religie een verstorende, onruststokende factor op school is. Religiositeit vangt juist frustraties, falen en onzekerheid op en geeft vertrouwen. „Even raadselachtig is zijn visie dat godsdienst op school slecht is, omdat religie wel de cohesie binnen de groep zou stimuleren, maar zelden de cohesie tussen de groepen.”
Religie draagt juist bij aan sociale cohesie, beargumenteert Van Harskamp vanuit diverse wetenschappelijke onderzoeken. De vrees dat de burgerschapsvorming op islamitische scholen tekortschiet, wordt ook niet bevestigd door onderzoeken van de onderwijsinspectie en de veiligheidsdienst.
Al staat de religieuze vorming op veel scholen onder druk van de secularisering, Van Harskamp pleit toch voor geestelijke vorming, en dat is meer dan morele vorming. Hoe dat dan moet en kan, daarover gaat het tweede deel van het boek.
Blikveld
Het reformatorisch en het vrijgemaakt gereformeerde onderwijs en de onderwijsbladen en kranten in deze kring, waarin deze thematiek uitgebreid aandacht heeft gekregen, bevinden zich kennelijk een beetje buiten het blikveld van de auteurs van deze bundel. Hoe deze scholen proberen leerlingen te laten wortelen in de eigen traditie en tegelijkertijd steeds meer aandacht aan de ontmoeting met andersdenkenden besteden, had een afzonderlijke invalshoek in dit boek kunnen opleveren. De waarde en het belang van het bijzonder onderwijs zou er nog grondiger door zijn aangetoond.