Opinie

Christus en Herakles niet op één lijn

Christus wordt door Paulus op een vergelijkbare wijze getekend als de god Herakles door de Griekse filosofen, zo betoogde dr. G. H. van Kooten dinsdagmiddag bij het aanvaarden van het ambt van hoogleraar Nieuwe Testament en vroege christendom aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ds. M. J. Kater wreef zijn ogen uit toen hij las over deze parallel.

12 October 2006 13:37Gewijzigd op 14 November 2020 04:11
„Het meest stuitende vind ik nog dat Christus en Herakles als twee gelijkwaardige concurrenten voorgesteld worden, verwikkeld in een competitie, waarbij het dan zo is dat Christus het uiteindelijk wel wint, op grond van Zijn morele meerwaarde.” Foto: rest
„Het meest stuitende vind ik nog dat Christus en Herakles als twee gelijkwaardige concurrenten voorgesteld worden, verwikkeld in een competitie, waarbij het dan zo is dat Christus het uiteindelijk wel wint, op grond van Zijn morele meerwaarde.” Foto: rest

Je hoeft geen Tertullianus te heten om je ogen uit te wrijven als je leest over een parallel tussen Herakles uit de Griekse mythologie en Christus zoals getekend in Paulus’ brieven aan de gemeente te Korinthe. Parallellen tussen een halfgod en halfmens en Hem voor Wie het ”werkelijk God én werkelijk mens” geldt en Die niets ’half’ is.„Wat heeft dan Athene met Jeruzalem te maken?” zo zei Tertulllianus. Daarmee wilde hij gezegd hebben dat filosofie en theologie beslist elkaars vrienden niet waren. In deze reactie op de inaugurele rede van dr. G. H. van Kooten wil ik in hoofdzaak op twee dingen ingaan. Het gaat de aangetreden hoogleraar om de betekenis van de woorden „…voor de Grieken een dwaasheid” uit 1 Kor. 1:23.

Welnu, lange tijd zijn deze woorden zo gelezen dat Paulus hier de antithese verwoordde tussen het Evangelie en de Griekse cultuur. Van Kooten betoogt dat dit een onjuiste exegese is. Waarom? Niet alleen omdat het de tweede-eeuwse tegenstander van het christendom, de filosoof Celsus, in de kaart speelde. Celsus gaf aan dat het Evangelie voor ’domme’ mensen was, in tegenstelling tot de ’hoge Griekse wijsheid’. Op grond van enkele recente studies acht Van Kooten het aannemelijk om bij deze ”Grieken” niet aan de Griekse wijsheid in het algemeen, de filosofie, te denken. Het gaat juist om de ’holle vaten’, de sofisten. Mensen die met veel woorden een show weten op te voeren en het in de 21e eeuw zouden kunnen doen met de titel ”mediageniek”.

Waar het me om gaat, is dat Van Kooten een exegetische beslissing neemt door het trekken van een parallel tussen de Christus zoals voorgesteld in de brieven aan Korinthe, en de Herakles uit de Griekse mythologie.

Ik ga nu verder voorbij aan het feit dat de tegenstander Celsus de ene keer aangehaald wordt om de bestaande exegese juist te ontkrachten en dan weer als een getuige die schreef over de vergelijkbaarheid van Christus en Herakles. Ook lijkt het me onmogelijk om uit de betreffende tekst de woorden over de ”dwaasheid voor de Grieken” los te maken van de ”ergernis voor de Joden”. Had Van Kooten zich geen rekenschap moeten geven van de plaatsen waar Paulus spreekt over de tweedeling van Jood en Griek? De antithese afwijzen op grond van 1 Korinthe 10:32 lijkt me een te snelle conclusie als we letten op de context van deze woorden.

Parallellomanie
Met het wonderlijke woord parallellomanie wordt de neiging aangeduid om overal parallellen in te lezen. Hoe vaak zijn er al niet allerlei veronderstellingen gemaakt van parallellen en bronnen die ten grondslag zouden liggen aan een bepaalde brief uit het Nieuwe Testament, die ondertussen alweer achterhaald zijn? Denk aan de beruchte ”Verlossersmythe” uit de gnostiek, met alle gevolgen van dien.

Principieel acht ik het onverantwoord om met behulp van een mythologische figuur licht te laten vallen op de unieke Verlosser ons geopenbaard in de canonieke geschriften van het Nieuwe Testament. Maar ook logisch gezien lijkt er wat mis te gaan. Enkele punten van overeenkomst zijn niet voldoende om te mogen besluiten tot een parallel. Dan zullen ook de verschillen juist uitdrukkelijk de aandacht moeten krijgen.

Er zijn best overeenkomsten te bedenken tussen ”Het Kerstfeest van twee domme kindertjes” van meesterverteller Van de Hulst en de beschrijving van de wijzen uit het Oosten in het Evangelie naar Matthéüs. Maar zegt dat iets over een overeenkomst tussen Kees en Esmeralda en de wijzen? Zegt het gemeenschappelijke thema van ”het volgen van het licht” iets over een verband tussen de ene schrijver en de andere? Is er op grond daarvan een parallel tussen de bedoeling van de ene schrijver en de andere? Niemand zal willen beweren dat het ene verhaal een parallel is van de andere geschiedenis.

Stuitend
Het meest stuitende vind ik nog dat Christus en Herakles als twee gelijkwaardige concurrenten voorgesteld worden, verwikkeld in een competitie, waarbij het dan zo is dat Christus het uiteindelijk wel wint, op grond van Zijn morele meerwaarde. Zo zou het succes van het christendom alleen te begrijpen zijn vanuit een „Grieks binnenperspectief.”

Had hier juist de boodschap van 1 Korinthe 2 over het werk van de Geest niet moeten spreken? Acht de hoogleraar het echt verantwoord een parallel te trekken waar geen analogie is? De „dwaasheid van het Evangelie”: er is een oneindig verschil tussen een persoon uit de religieuze fantasiewereld die tussen hemel en aarde blijft zweven als halfgod en halfmens, en Hem van Wie wij belijden dat Hij ten volle God is en ten volle mens werd. De Middelaar is de mens Jezus Christus. Hij hing inderdaad tussen hemel en aarde, maar dan als Gods eigen Zoon.

Graag wensen we de hoogleraar een gezegende tijd toe als leerling van Christus.

De auteur is christelijk gereformeerd predikant te Zeist.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer