Cultuur & boeken

Om de waardigheid van de mens

Titel: ”Uit de aarde, naar Gods beeld. Theologische antropologie”
Auteur: Anton Houtepen
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2006
ISBN 90 2114 076 4
Pagina’s: 415
Prijs: € 27,50.

Dr. J. Hoek
11 October 2006 08:59Gewijzigd op 14 November 2020 04:11

De rooms-katholieke emeritus hoogleraar Anton Houtepen heeft na zijn boek over God (”God, een open vraag”, 1997) opnieuw een inhoudsrijke studie het licht doen zien, dit keer over de mens. Hij wil de oude woorden uit de Schriften, zoals beeld Gods, genade van God, rijk van God, de vrijheid van de kinderen Gods, herlezen in het licht van de huidige vragen bij de zin van het leven. We leven in een tijd van agnosme. Velen zijn ervan overtuigd dat over God, leven na dit leven, een andere werkelijkheid buiten de ons bekende aardse werkelijkheid, geen zinnig woord te zeggen is. Er is wel religieuze verbeelding, maar of die verbeelding aan enige realiteit beantwoordt, is geheel in nevelen gehuld.

Houtepen is er daarentegen van overtuigd dat geloof in God juist veel toevoegt aan het gewone leven. Hij wil nadrukkelijk een theologische antropologie schrijven en geeft daarmee aan dat het wezen van de mens niet kan worden gevonden zonder de betrekking met de Eeuwige in ogenschouw te nemen. Hij stelt de fundamentele vragen wie wij zijn in het licht van de levende God, wat wij als mensen van elkáár mogen verwachten voor Zijn aangezicht en wat wij in leven en sterven van Hém te verwachten hebben.

De zoekende mens
Houtepen verdient waardering voor deze opstelling als modern apologeet van het geloof in de levende God. Helaas is er in de uitwerking van zijn verdediging van het geloof veel waarin ik hem niet als een betrouwbare gids kan volgen. Hij kiest bij zijn verkenningstochten zijn invalspoort bij de menselijke existentie, dus bij de zoekende, vragende, zuchtende en zingende mens, om van daaruit zoekend en tastend te speken over God.

Het is zijn bewuste keuze om -overigens in een eeuwenoude rooms-katholieke traditie- niet van meet af uit te gaan van de Bijbel, Gods openbaring als normatieve boodschap, maar om in te zetten bij de huidige menselijke situatie en de eigentijdse vragen. Dat is legitiem, wanneer dan maar geen afbreuk wordt gedaan aan het unieke karakter en gezag van Gods Woord.

Houtepen stelt echter op bladzijde 53 van zijn boek dat vandaag een theologie nodig is „zonder beroep op kennis die langs openbaringskanalen is verkregen, waarvan alleen de gelovigen de decoder zouden bezitten.” Door zo’n regelrecht beroep op openbaring zou de communicatie met niet- en andersgelovigen immers direct verbroken zijn en zou de theoloog alleen nog in de kring van de eigen geloofsgenoten verstaanbaar zijn.

Tegelijkertijd komt de Bijbel door heel dit boek heen aan de orde in een eigen normativiteit, namelijk als boek vol getuigenissen en verhalen waarin de diepe wijsheid en waarheid van Godswege telkens verrassend oplicht, zodra deze in contact gebracht worden met het denken en ervaren van mensen hier en nu.

Voor Houtepen komt de Bijbel (en naast de Bijbel ook de Koran) pas weer tot spreken en krijgt deze weer zeggingskracht wanneer hij ontdaan wordt van dogmatische denkschema’s die het zicht op de mens hebben verduisterd en de kloof tussen de Abrahamtradities (jodendom, christendom, islam) bijna onoverbrugbaar hebben gemaakt. We kunnen en moeten de oude denkschema’s met een gerust hart verlaten, zonder daarmee het geloof in Gods heilige bedoelingen met de mens te verliezen.

Te kort door de bocht
Ik meen dat Houtepen hier veel te kort door de bocht gaat. Waar hij bijvoorbeeld in het kerkelijke spreken over zondeval en erfzonde (of wellicht beter: oorsprongszonde) alleen maar aan de Bijbel vreemde dogmatische schema’s ontwaart, zie ik daarin min of meer geslaagde pogingen om vanuit een ootmoedige luisterhouding ten aanzien van de Schriften kernen van belijden te formuleren. Zorgvuldig Schrift met Schrift vergelijken en behoedzame afweging van het klassiek belijden van de kerk zouden Houtepen hebben bewaard voor aanvechtbare Bijbeluitleg (bijvoorbeeld ten aanzien van Genesis 3), alsook voor het al te lichtvaardig doen vervagen van de scheidslijnen tussen christendom, jodendom en (vooral) islam.

Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat we het boek van Houtepen wel ongelezen kunnen laten omdat het ons op geen enkel punt verder zou helpen bij het zoeken naar een verantwoord geloofsgetuigenis in een inderdaad agnostische cultuur. Ik ben integendeel van mening dat de erudiete auteur ons in dit boek vele overwegingen aanreikt die de overdenking ten volle waard zijn.

Aanvaarding en waardering
Graag wil ik dat illustreren aan de hand van enkele citaten. In het hoofdstuk over ”Liefde, lust en leven. Over Eros als passie naar het mogelijk goede” schrijft hij over de Bijbelse aanvaarding en waardering van het lichamelijke en daarmee ook van erotiek in de kaders van liefde en trouw. Hij concludeert ten aanzien van de geschiedenis van de christelijke omgang met erotiek en seksualiteit: „Opgave thans is het de ordeningsregels zo te herijken, dat liefde en passie, levenslust en levensvreugde er niet door gehinderd worden. Terwijl toch de bescherming van de menselijke waardigheid en de gelijkwaardigheid van de huwelijkspartners erdoor bevorderd worden.” Te midden van de hedendaagse lichaamscultuur en het seksuele libertinisme zijn nieuwe regels nodig voor een niet kwetsende, niet onterende omgang met elkaar.

Over het gebed schrijft hij: „Bidden is een daad van ontwapening, van je volstrekt kwetsbaar maken. Daarom is bidden ook altijd een hachelijk avontuur: Je kunt niet bidden zonder er geheel achter te staan, je kunt God niet vragen om vergeving zonder eerst zelf te vergeven en je kunt niet vergeven zonder de wapens van de wraak en de wrok neer te leggen. Eigenlijk is bidden voor je eigen belang dan ook onmogelijk. Het is altijd prijsgave, overgave en intercessie: in het krijt treden voor anderen, vanuit de betrekking van het zelf met God, de Hoeder van allen.”

Ten slotte over de dood: „Menswaardig sterven betekent niet dat we de dood zouden moeten verdringen of verstoppen, noch het gedolven graf met bloemen bedelven. Het betekent de dood onder ogen zien, de broosheid van het leven beseffen, strijd voeren tegen de dood door ziekte, oorlog, geweld en onverantwoorde abortuspraktijken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer