Cultuur & boeken

Afscheidsgebed in leeg bovenhuis

Mede Titel: ”Gereformeerden overzee. Protestants-christelijke landverhuizers in Noord-Amerika”
Auteur: Agnes Amelink
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2006
ISBN 10 90 351 2895 8
Pagina’s: 295
Prijs: € 17,95.

Jan-Kees Karels
11 October 2006 08:58Gewijzigd op 14 November 2020 04:11

Een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog vertrekken tienduizenden Nederlanders naar overzee. Oud-Trouwredacteur Agnes Amelink vertelt, als vervolg op haar beststeller ”De gereformeerden”, het verhaal van gereformeerde emigranten die in Noord-Amerika een nieuw bestaan opbouwen. In de hoop op een betere toekomst. Een vader van zeven kinderen schrijft naderhand: „In Canada zijn we dichter bij de Here gekomen.” Op woensdag 23 april 1952 krijgen ze bericht dat ze zaterdag meekunnen met de Sibajak. Theun en Jo Horzelenberg brengen op donderdag de familie op de hoogte. Vrijdag komen opa en oma uit Hedel naar Rotterdam. Theun heeft zelf een kist getimmerd, voor het huisraad. Op vrijdag worden gauw de laatste boodschappen gedaan. De drie dochters krijgen elk een nieuwe jas, bruin met fluwelen biezen. Wat een avontuur! Alyce Oosterhuis-Horzelenberg blikt jaren later terug.

„Ik zie ons op zaterdagmorgen nog in een cirkel in dat lege bovenhuis staan voor het afscheidsgebed. Ik denk dat we op die morgen ook ontdekten dat mijn vader vergeten was zijn gereedschapskist in te pakken. Paniek! Wat moet een timmerman zonder gereedschapskist? Die ging dus mee als handbagage op de boot, maar dat kostte wel 300 gulden extra. Gelukkig kon opa uit Hedel dat bedrag zo uit zijn zak halen. Toen de douane in Quebec de gereedschapskist openmaakte, kwamen er een zij spek en een worst uit: die moet oma er nog gauw ingestopt hebben. Maar dat was verboden waar! Moeder griste de worst uit de handen van de douanebeambte, brak hem in stukken en verdeelde die onder de kinderen.”

Zodra de meisjes in Canada zijn, willen ze hun nieuwe namen weten. Marietje, Jansje en Albi gaan voortaan door het leven als Mary, Jane en Alyce.

Neus snuiten
Het vertrek van de familie Horzelenberg is een van de vele verhalen. Tussen 1945 en 1962 emigreert 5 procent van alle Nederlanders. Vooral vanaf 1947 lijkt er geen houden meer aan: tien jaar lang gaan er tienduizenden per jaar. Afgeladen schepen vertrekken vanaf de Wilhelminapier in Rotterdam, met als belangrijkste bestemmingen Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten.

Emigreren is in die tijd een definitieve stap, een afscheid voor het leven. Niet alleen vrouwen en meisjes staan dan met tranen in de ogen. Stoere kerels slikken en snuiten hun neus. Een tafereel dat zich nog eens op zee herhaalt, als de kustlijn van het oude vaderland voorgoed achter de horizon verdwijnt.

De omstandigheden op zee zijn vaak ellendig. Hugh Cook gaat als 7-jarige jongen mee met The Empress of Canada. Hij herinnert zich wat ”gematigde storm”, windkracht 7, betekent. „Dat we moesten rennen naar de reling, waar we onze hersens eruit braakten - zo ziek, dat we zelfs niet meer konden bidden, zoals sommigen zeiden. Ik zie de houten wandjes van onze hut nog heen en weer gaan als een lantaarn in de storm. En alles stonk naar de kots.”

Uit die naoorlogse tijd zijn talrijke brieven en verslagen bewaard gebleven. Agnes Amelink, bekend van haar succesvolle boek ”De gereformeerden” (zo’n 40.000 exemplaren verkocht), las de verslagen en interviewde de afgelopen jaren emigranten van de eerste, tweede en derde generatie in de VS en Canada. Ze verwerkte de resultaten in een boek dat zich laat lezen als vervolg op ”De gereformeerden”. „Tijdens lezingen over ”De gereformeerden” kwam regelmatig de vraag naar voren: waarom hebt u niet over de gereformeerde emigranten geschreven? Uit die vraag is dit tweede boek geboren”, aldus Amelink.

Ook nu beoefent ze het populaire genre van de persoonlijke geschiedschrijving: levensverhalen van gewone mannen en vrouwen vormen de aanleiding om bredere kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen uit de doeken te doen. Morgen wordt ”Gereformeerden overzee” in de kerkzaal van de evangelische broedergemeente in haar woonplaats Zeist gepresenteerd. VU-hoogleraar James Kennedy en Amelink zullen het woord voeren.

Ware hype
Hoe komt het eigenlijk dat na de Tweede Wereldoorlog duizenden mensen het ruime sop kiezen, hun familie achterlaten en een onzekere toekomst tegemoet gaan? Volgens Amelink moet je de massale emigratie in de context van die tijd plaatsen. „Emigreren zat toen in de lucht, het was een ware hype. Maar het was meer dan dat. Wij kunnen ons nu moeilijk meer voorstellen hoe de vooruitzichten toen waren. De crisisjaren waren een doffe ellende geweest. Toen kwam de Tweede Wereldoorlog, en daarna raakte Nederland Indië kwijt. Men had het gevoel: het gaat hier niet meer goed. Overal circuleerden verhalen over een beter en mooier Amerika. Maar liefst 42 procent van de Nederlanders speelde in die tijd op de een of andere manier met de gedachte om te emigreren. Een ongelooflijk cijfer natuurlijk.”

Amelink begon aan haar boek in 2003, toen ze uit dienst trad bij dagblad Trouw. Als freelancejournalist bleef ze bij de krant betrokken. In die hoedanigheid schreef ze een serie van zeven artikelen over de gereformeerden overzee. Ze interviewde bejaarde vertrekkers in Grand Rapids en Ontario, en later in Alberta, waar zich een tweede concentratie gereformeerden bevindt. „Verder was het gewoon heel veel lezen. Ik heb ook enorm veel profijt gehad van internet en e-mail.”

Gevraagd naar de motieven van de vertrekkers, kreeg Amelink meestal als antwoord: een betere toekomst voor de kinderen. Vooral bij boerengezinnen was dit aan de orde. De ”kleine luiden” -behalve boeren, boerenknechten en tuindersknechten ook kleine kruideniers, bakkers, kappers en sigarenmakers- hebben een belangrijk aandeel in de emigratie. Graag verruilen ze een marginaal bestaan in Nederland voor het uitzicht op een betere toekomst voor henzelf en de kinderen. Dat het in den vreemde meestal nog harder sappelen is dan in Nederland, nemen ze voor lief. Amelink noemt nog andere motieven, zoals de ”liefdesrelatie” tussen Canada en Nederland, nadat de Canadezen geholpen hebben Nederland te bevrijden. Symbolisch voor deze relatie is een foto van twee meisjes in klederdracht, dicht tegen elkaar aan op een muurtje, met aan weerszijden een Canadese soldaat (zie foto).

Duivel op de kansel
Gereformeerden die in de negentiende eeuw naar Noord-Amerika vertrekken, komen vooral in de Amerikaanse staten Michigan en Iowa terecht. Na de Tweede Wereldoorlog verschuift die bestemming: het leeuwendeel van de Nederlandse gereformeerde immigranten belandt nu in Canada. Amelink vertelt vooral hun verhaal, maar, omdat de Christian Reformed Church (CRC) in Canada en de VS één geheel zijn, ook het Amerikaanse deel van de geschiedenis. Ze schrijft over de naoorlogse sfeer in Nederland, over het coördinerende werk van de Christelijke Emigratie Centrale, over de overtocht, de angst de eigen taal te verliezen (verwoord door een bezorgde ouderling: „Als er in het Engels wordt gepreekt, staat de duivel op de kansel”), de kritiek op de Amerikaanse kerken die te remonstrants en methodistisch zijn, de rol die de CRC speelt bij de inburgering, over het godsvertrouwen van de immigranten, maar ook over hun heimwee en ruzies.

De gereformeerden planten de maatschappelijke zuil uit Nederland over naar hun nieuwe vaderland. Amelink: „Door hun eigen kerk, scholen en clubs komen ze in een ommuurde wereld terecht. De taal nemen ze heel snel over. Ze zijn ideale werknemers, die zich makkelijk aanpassen. Maar het stopt radicaal bij alles wat met geloven te maken heeft. Dan wantrouwen ze de bestaande Amerikaanse kerken, en zoeken veiligheid bij elkaar. Hierin verschillen de gereformeerden van de rooms-katholieke emigranten, die weliswaar ook verenigingen oprichten, maar zich veel meer voegen in de bestaande kerken en scholen. De rooms-katholieken voelen zich veel meer onderdeel van de wereldkerk. Je ziet dat bij hen de integratie in de tweede en derde generatie dan ook sneller verloopt.”

Trouwens, ook onder gereformeerden zélf bestaat verschil van mening of je je kind naar een openbare school stuurt, dan wel of je beter een eigen christelijke school kunt oprichten. De gereformeerden in de VS conformeren zich vanouds aan de gangbare denkwijze dat Amerika en de Amerikaanse grondwet door God gegeven zijn, en dat gelovigen ieder voor zich volgens de regels hebben te leven. De naoorlogse immigranten vinden juist dat je je kritisch op moet stellen ten opzichte van de omringende cultuur. Met dezelfde ijver die de nieuwkomers aan de dag leggen voor hun kerken, storten ze zich op het christelijk onderwijs.

Amelink zegt dat de eigen gereformeerde scholen hebben bijgedragen aan een langere instandhouding van het Hollandse karakter van de gemeenschap. „In die zin kun je zeggen dat ze belemmerend hebben gewerkt voor de integratie. Voor een deel bleef de gereformeerde gemeenschap een enclave, waarin pas in de jaren tachtig verandering is gekomen.”

Intussen heeft de auteur van haar nieuwe boek geleerd dat immigreren en integreren een heel complex fenomeen is. „Ik ben er nog niet over uit. ’k Heb ooit wel eens de opvatting verdedigd dat ouders die bijzonder onderwijs willen, dat zelf maar moeten bekostigen. Daarin ben ik voorzichtiger geworden, want dan zullen alleen de rijke mensen scholen kunnen betalen. Ook minvermogenden moeten in staat zijn hun kinderen naar een bijzondere school te sturen.”

Amelink ziet opmerkelijke parallellen tussen de gereformeerde nieuwkomers overzee en de huidige niet-westerse immigranten in Europa. „Natuurlijk, ik weet dat er heel grote verschillen zijn. Een christelijke minderheid in een christelijke cultuur is iets anders dan een islamitische minderheid in een postchristelijke cultuur. Maar er zijn ook overeenkomsten. De neiging bij elkaar te kruipen, je af te schermen van een buitenwereld die je als zondig beschouwt, zie je heel sterk bij moslims - reformatorischen zullen zich daarin herkennen. En het fenomeen van de zogeheten importbruiden, het woord heeft natuurlijk een heel negatieve klank, bestond ook onder gereformeerden immigranten. Veel jonge mannen vertrokken zelfstandig, als vrijgezel, naar Noord-Amerika. In de eerste tijd was er een tekort aan huwbare meisjes, want het moesten Nederlandse meisjes zijn. Die en die heeft nog een nicht, heette het dan, er werd wat gecorrespondeerd, uitlopend op de vraag: kom je over? Het is wel gebeurd dat een beoogde bruid in Amerika uit de trein stapte, en dacht: o nee, deze niet! Ja, echt waar.”

Afhankelijk
De vraag dringt zich op hoe het de Amerikaanse gereformeerden verging in vergelijking met hun Nederlandse geestverwanten. Sloegen de modernisering en ontkerkelijking in Amerika even hard toe als in Nederland? De activistische geest, schrijft Amelink in haar boek, kwam in de jaren vijftig met de immigranten mee en heeft op de CRC een eigen stempel gedrukt. Toch heeft deze stroming niet de overhand gekregen. Amelink denkt dat dit mede te danken is aan de invloed van de Afscheiding en van het Amerikaanse piëtisme op de CRC.

Wat meespeelt is dat de uit Nederland afkomstige gereformeerden werden teruggeworpen op de essentie van hun geloof, betoogt Amelink in het laatste hoofdstuk. De nieuwkomers moesten stevig de handen uit de mouwen steken om een nieuw bestaan op te bouwen. Veel gezinnen begonnen immers het avontuur zonder een cent op zak. Hun enige zekerheid was het geloof in God. Een echtpaar dat in 1955 met zeven kinderen naar Ontario verhuisde, verwoordt het in een terugblik als volgt: „We waren totaal afhankelijk. In Canada zijn we dichter bij de Here gekomen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer