Opinie

Het roer moet om in de catechese

Door de ontwikkelingen in de catechese in de twintigste eeuw is er momenteel in de Protestantse Kerk in Nederland een ontstellend gebrek aan basiskennis als het gaat om Bijbel en geloof. Het roer moet om. Het verwerven van basiskennis dient in ere hersteld te worden. Aldus prof. dr. W. Verboom vrijdagmiddag in zijn afscheidscollege ”Een voet te hoog? Kennis en catechese in de twintigste eeuw” ter gelegenheid van zijn afscheid als universitair docent én als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Een deel van het college.

29 September 2006 16:32Gewijzigd op 14 November 2020 04:09
„Mij staat een door de kerk georganiseerde catechese voor ogen die begint in de kinderjaren, waarin de inhoud van de Bijbel en de daaruit voortvloeiende geloofsleer van de kerk, verwoord in het Apostolicum, de Decaloog en het Onze Vader, in ere hersteld w
„Mij staat een door de kerk georganiseerde catechese voor ogen die begint in de kinderjaren, waarin de inhoud van de Bijbel en de daaruit voortvloeiende geloofsleer van de kerk, verwoord in het Apostolicum, de Decaloog en het Onze Vader, in ere hersteld w

In dit college staan de ontwikkelingen op het gebied van de catechese in de twintigste eeuw centraal. De vraag die aan de orde is, luidt: welke plaats heeft de kennis in de catechese? Bij de term kennis denk ik aan de cognitieve component van de kennis, in onderscheid van kennis die gericht is op ervaring en attitude. Nader toegespitst gaat het me om die kant van cognitieve kennis die gericht is op het verwerven van een basiskennis van het christelijk geloof.Het catechetisch veld waarnaar mijn belangstelling uitgaat, moet u zoeken in het brede middenveld van de Nederlandse Hervormde Kerk. Ik kijk dus niet naar de flanken ter rechter- of linkerzijde, maar naar het midden, omdat dit midden gedurende de gehele twintigste eeuw min of meer het catechetisch gezicht van de Nederlandse Hervormde Kerk heeft bepaald. Ik kan helaas geen aandacht besteden aan de catechese in andere kerken, hoe boeiend het daar op dit gebied ook toeging.

Verschuivingen
Er is in de vorige eeuw sprake van vier fasen als het gaat om de plaats van de kennis in de catechese. In de eerste fase neemt de cognitieve basiskennis een dominante plaats in. In de tweede fase, sinds de jaren dertig, zoekt men door impulsen vanuit de pedagogiek en de psychologie, maar ook vanuit de barthiaanse theologie, naar meer persoonlijke betrokkenheid van de jongeren in de catechese.

Daarna beginnen in een derde fase in de jaren zestig de posities ingrijpend te veranderen. De catechisant wordt subject van de catechese. Dat betekent een omwenteling in de catechese. Cognitieve basiskennis kan nu dán pas van belang zijn als deze gerelateerd is aan het relevantiebesef van de catechisanten. Dat betekent dat cognitieve basiskennis haar belangrijke positie verliest.

Wanneer dan in de vierde of laatste fase catechese vooral gezien wordt als oefening in spiritualiteit, dreigt de eigen betekenis van basiskennis buiten beeld te raken.

Ik typeer de catechese van de vier opeenvolgende fasen daarom als volgt: een schoolklas in de kerk (fase 1), een werkplaats in geloofsonderricht (fase 2), een zoekplaats naar heil (fase 3) en een ruimte voor spiritualiteit (fase 4).

We doen er goed aan de drijfveren achter deze ontwikkelingen op hun juiste waarde te schatten. Het gaat niet aan te denken aan een kwade genius die eropuit is jongeren van kennis te beroven. De verschuivingen worden veel meer ingegeven door een diep verlangen om jongeren als subject van hun eigen leerproces serieus te nemen, hen op te zoeken en hun te leren op een eigen wijze te delen in het heil dat in de kerk bewaard wordt. Dat deze ontwikkeling ten koste gaat van de basiskennis, is bijna iets tragisch te noemen. Ook hangen de ontwikkelingen in de catechese ten nauwste samen met de ontwikkelingen in het onderwijs als zodanig.

Tegelijk moeten we constateren dat men er niet in slaagt om in de praktijk van de catechese de eenheid van verstand, gevoel en wil gestalte te geven. Van meet af aan dreigt het bijbrengen en verwerven van basiskennis zich los te maken uit de eenheid van het mens-zijn en daardoor te degraderen tot een onpersoonlijke, abstracte, uiterlijke kennis. Als dat gebeurt, en het gebeurt ondanks alle vernieuwingen, dan zit de kennis in de catechese een voet te hoog. Dan dreigt het hart uit de catechese te verdwijnen. Mijns inziens is dat het eigenlijke probleem in de catechese van de twintigste eeuw.

Wanneer dan sinds de jaren zestig de catechisant subject van de catechese wordt, verliest de verstandelijke kennis steeds meer aan betekenis. Zo stevenen de ontwikkelingen aan het eind van de eeuw af op een catechese met een minimum aan basiskennis. In meerdere gemeenten betekent dit zelfs het einde van de reguliere catechese.

Dramatische grens
Na dit historisch overzicht, waarbij ik ernaar streefde op objectieve wijze de feiten weer te geven, veroorloof ik mij tot slot een eigen visie te geven. Ik sta hier weliswaar als houder van de leerstoel voor de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme, maar ik kan deze taak nu even niet scheiden van mijn docentschap bij de kerkelijke opleiding van onze faculteit. Aan beide taken is nu een einde gekomen en ik neem -enigszins verwonderlijk- afscheid niet achter een lessenaar in het gebouw van de academie, maar op de kansel in een kerkgebouw.

Ik constateer dat er door de door mij geschetste ontwikkelingen momenteel in de Protestantse Kerk in Nederland een ontstellend gebrek aan basiskennis is als het gaat om Bijbel en geloof. We zijn, dunkt me, de dramatische grens genaderd van Luthers uitroep in het voorwoord van zijn ”Kleiner Katechismus” van 1529: „Hilf lieber Gott! wie manchen Jammer habe ich gesehen, daß der gemeine Mann doch so gar nichts weiß von der christlichen Lehre.” Het spreekwoord is waar: onbekend maakt onbemind. Wie de geloofsinhoud niet kent, zal deze niet missen, laat staan beminnen. Waarom zou men dan de geloofsinhoud nog willen leren?

We verkeren zodoende in een cirkel van onwetendheid. Ondertussen staat hierdoor wel de identiteit van het geloof van de kerk op het spel. Niemand die de kerk en de jongeren een warm hart toedraagt heeft dit gewild. Daarom neem ik de vrijheid om aan het eind van dit afscheidscollege de synode van de Protestantse Kerk in Nederland toe te roepen: Het roer moet om. Het verwerven van basiskennis dient in ere hersteld te worden, te beginnen met de kinderen.

Dat kan echter alleen als kennis van meet af aan op het hart van de leerling gericht is. In het hart wonen verstand, wil en gevoel samen. De Heidelbergse Catechismus verbindt in Zondag 7 de kennis in het geloof met het vertrouwen. Geloven is niet alleen weten, maar ook vertrouwen. Maar als geloven vertrouwen is, dan blijkt dat geloven ook weten is. Geen kennis zonder vertrouwen, maar ook geen vertrouwen zonder kennis. Verstand, wil en gevoel dienen als een drievoudig snoer in de catechese onafscheidelijk samen verbonden te zijn. Basiskennis kan dan bemiddelend werken ten aanzien van de persoonlijke relatie van de catechisant met God.

Bevruchting
Ik pleit niet voor restauratie van de catechese van voor de jaren zestig, wel voor een bevruchting van de catechese vandaag door het werk van P. ten Have. Ik pleit voor Bijbelse vernieuwing waarin de kennis, ook de cognitieve kennis als relationele kennis, de plaats krijgt die haar toekomt. Cognities en ervaringen weven als schering en inslag het patroon van catechese.

De denkbeelden van E. R. Jonker bieden mijns inziens een inspirerend voorbeeld van hoe het Woord en de mensen met elkaar verbonden kunnen worden. In zijn model vormt ook de kennis een onmisbaar onderdeel van de catechese. Hier is niet de catechisant subject en het Woord object, ook niet het Woord subject en de catechisant object, maar hier zijn beide, Woord en catechisant, subject, in een intersubjectieve relatie. Maar dan zo dat het subject van de catechisant onder de -zo nodig kritische- aanspraak van het Woord als Subject staat.

Mij staat een door de kerk georganiseerde catechese voor ogen die begint in de kinderjaren, waarin de inhoud van de Bijbel en de daaruit voortvloeiende geloofsleer van de kerk, verwoord in het Apostolicum, de Decaloog en het Onze Vader, in ere hersteld worden. Van meet af aan betrokken op de leef- en belevingswereld van de kinderen en jongeren. Laat kinderen van 10 jaar deze stukken uit het hoofd en het hart leren. Het aantal creatieve werkvormen hiervoor is werkelijk onuitputtelijk.

Zo kunnen de drie klassieke G’s: geloof, gebod en gebed, gedragen door de bron, de Bijbel, als basis voor latere verdiepende leerprocessen structuur en inhoud bieden voor een eigentijdse spiritualiteit, of nog liever genoemd: voor het bevindelijk geloof. Gemeenschappelijk beleefde kennis van de essentie van het christelijk geloof bindt samen te midden van een plurale cultuur waarin door fragmentarisering de ontbinding van de kerk niet denkbeeldig is. Kennis, identiteit en toekomst voor de kerk hebben alles met elkaar te maken.

Hartenkreet
Hier ligt een indringende opdracht voor het moderamen van de synode van de Protestantse Kerk. Plaats deze hartenkreet van iemand die met de bagage van de gereformeerde traditie in het geheel van de kerk, ook in het brede midden, wil staan op uw agenda.

Ik sprak over gemeenten waarin de reguliere catechese geëindigd is. Deze crisis kan echter een nieuw begin betekenen. Bezie het zo dat mijn pleidooi voor basiskennis hieraan een bijdrage wil leveren. Opdat een nieuwe generatie leert leven van de verwondering.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer