Fiscale plannen na Prinsjesdag
Het is weer Prinsjesdag geweest en op deze dag is tevens het Belastingplan 2007 bekendgemaakt. In dit belastingplan worden diverse fiscale maatregelen aangekondigd, die de regering -na goedkeuring door het parlement- graag per 1 januari aanstaande laten ingaan.
Een van de maatregelen betreft de BPM, de belasting op personenauto’s en motorrijwielen. Onder de huidige regeling worden buitenlandse leasemaatschappijen belemmerd om actief te zijn op de Nederlandse markt. Bij de berekening van de verschuldigde BPM wordt geen rekening gehouden met de duur van het gebruik van het Nederlandse wegennet.Onder druk van rechtspraak van het Europees Hof van Justitie wordt dit aangepast. De voorgestelde regeling komt op het volgende neer: voor motorvoertuigen die vanuit andere lidstaten van de EU korter dan drie jaar aan Nederlanders ter beschikking worden gesteld, is BPM slechts tijdsevenredig verschuldigd. De betreffende BPM kan maandelijks op aangifte worden voldaan.
Een volgende maatregel gaat over het successie- en schenkingsrecht. Hierbij wordt net als in de inkomstenbelasting gebruikgemaakt van tarieven die oplopen naarmate de verkrijging stijgt.
Bovendien zijn de tarieven hoger naarmate de verwantschap tussen verkrijger en ontvanger verder weg ligt. De eerste tariefgroep zijn kinderen, echtgenoten en afstammelingen. De tweede tariefgroep betreffen broers, zusters en bloedverwanten in de rechte opgaande lijn. De derde tariefgroep omvat alle andere personen. In het Belastingplan 2007 wordt voorgesteld het toptarief voor deze laatste tariefgroep te verlagen van 68 tot 63 procent.
Verder wordt het gecombineerde tarief van inkomstenbelasting en premies werknemersverzekeringen in de eerste schijf volgens het wetsvoorstel verlaagd van 34,15 procent tot 33,65 procent. In de tweede schrijf vindt nog een (kleine) verlaging plaats van 41,45 procent naar 41,40 procent De algemene heffingskorting en de arbeidskorting worden verhoogd met respectievelijk 53 euro en 42 euro.
Voor studenten in het hoger onderwijs wordt de persoonsgebonden aftrek voor scholingsuitgaven uitgebreid. Als zij niet langer in aanmerking komen voor het lagere wettelijke collegegeld -omdat zij uit hun zogeheten leer- en uitlooprechten zijn gelopen- kunnen zij de werkelijke kosten in aftrek brengen.
(Gedeeltelijk) arbeidsongeschikten die een bedrijf willen beginnen, worden extra gestimuleerd door een aparte aftrekpost van 12.000 euro voor het eerste jaar, 8000 euro voor het tweede en 4000 euro voor het derde jaar. Het aantal uren dat zij in het bedrijf moeten steken, gaat 800 bedragen. Het gaat hierbij om arbeidsongeschikten die niet voldoen aan het aantal uren dat benodigd is voor onder meer de zelfstandigenaftrek en de startersverhoging (1225 uur). De aftrek kan niet hoger zijn dan de winst die de (arbeidsongeschikte) ondernemer maakt.
De regering hoopt dat jaarlijks enkele duizenden arbeidsongeschikten gebruik gaan maken van de regeling. De minister van Sociale Zaken en de staatssecretaris van Financiën zullen de regeling binnen vijf jaar evalueren om te kijken of deze doeltreffend en doelmatig is.
Daarnaast komt er een regeling ”dienstverlening aan huis”. Een particulier mag drie dagen per week persoonlijke diensten -zoals schoonmaken, tuinonderhoud, hond uitlaten, verzorging, strijken of op kinderen passen- laten verrichten zonder dat die particulier loonheffing moet inhouden. Natuurlijk moet de dienstverlener zijn verdiensten wel jaarlijks opgeven in zijn aangifte inkomstenbelasting als inkomsten uit overige werkzaamheden in box 1. De kosten die de dienstverlener maakt om de opdracht te vervullen, zijn aftrekbaar.
Met deze nieuwe regelgeving wil het kabinet de markt voor persoonlijke dienstverlening stimuleren. De zogenoemde wittewerksterregeling wordt afgeschaft.
Ten slotte is er aandacht voor ondernemers die 5 procent bezitten in een eigen bv, directeur-grootaandeelhouders. Zij worden als gevolg van de invoering van de zorgverzekeringswet zwaarder belast dan andere ondernemers.
Om dit verschil weg te nemen, wordt volgens het wetsvoorstel per 1 januari het geldende belastingtarief voor zogenoemde inkomsten uit aanmerkelijk belang in box 2 verlaagd van 25 naar 22 procent. Het gaat hierbij om inkomsten die directeur-grootaandeelhouders krijgen uit hun bv. De maatregel geldt alleen voor het deel van het inkomen uit aanmerkelijk belang dat niet hoger is dan 250.000 euro.
Op deze wijze worden de lasten van directeur-grootaandeelhouders wat meer op hetzelfde niveau gebracht met ondernemers en natuurlijke personen (die geen bv hebben). Het gaat om een tijdelijke maatregel: vanaf 2008 moet de bijdrage die directeur-grootaandeelhouders in het kader van de zorgverzekeringswet moeten betalen weer in de pas lopen met andere ondernemers.
Met andere woorden: omdat het ministerie van Volksgezondheid de regels over de bijdragen van de zorgverzekeringswet (blijkbaar) niet al op 1 januari 2007 kon aanpassen, heeft de minister van Financiën maar een tijdelijke maatregel voorgesteld om de directeur-grootaandeelhouders tegemoet te komen.
De auteur is werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs.