De valkuilen van het ouder worden
Mede Titel: ”50+”
Auteur: D. Langhenkel
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2006
ISBN 90 239 1859 2
Pagina’s: 160
Prijs: € 14,90.
Twee keer zag hij de dood in de ogen; twee stents en drie bypasses geven zijn hart na een operatie lucht. Als iemand aan den lijve heeft ervaren dat ouder worden moeilijk is, is het ds. Dick Langhenkel (61). Toch kreeg hij kracht om een boek te schrijven over het ouder worden. „Ik heb er twee jaar over gedaan om na mijn emeritaat opnieuw mijn plek te vinden. Gesprekken met mijn vrouw speelden daarin een belangrijke rol.” Met het schrijven van ”50+” is het drieluik, gevormd met ”Man naar Gods hart” en ”Geroepen tot man” afgerond. Langhenkel was eerst timmerman(sgezel), toen jarenlang gemeentepredikant in de Gereformeerde Kerken en legerpredikant. Zijn bekendheid dankt hij vooral aan de zogeheten Mannenbeweging, die hij samen met Henk Binnendijk opzette.
Ouder worden is voor velen „zwaar en moeilijk. Steeds meer mensen worden tachtig jaar of ouder. Ik benijd hen niet. Er zijn er heel weinig die prettig zo oud worden. Je krijgt met veel problemen te maken, zoals medische problemen, het uitrekken van het leven, gebrek aan incasseringsvermogen, het alleen achterblijven, het tegen dingen op gaan zien, het maar één ding tegelijk kunnen. De Prediker zegt niet voor niets dat het de jaren zijn waarin wij geen behagen hebben.”
Veranderende mentaliteit
Niet in alle verzorgings- en verpleeghuizen is het fijn toeven. Langhenkel maakt zich zorgen over de veranderende mentaliteit van het zorgpersoneel. „De verzorging is technisch wel in orde. Maar er is soms te weinig aandacht voor de bewoners. Veel mensen uit de jongere generatie laten het werk om vijf uur vallen. Het roepings- en plichtsbesef neemt af. Mijn moeder kreeg wel haar natje en droogje in zo’n huis, maar persoonlijke aandacht ontbrak nogal eens. We hebben meegemaakt dat ze rond het slapen gaan twee uur lang krom gebogen bij haar bed stond, niet bij machte om er zelf in te gaan of een andere houding aan te nemen.”
In zijn boek beschrijft ds. Langhenkel een aantal valkuilen van het ouder worden. „Ja, ikzelf vind ouder worden ook moeilijk. Een van de valkuilen van het ouder worden is statusverlies. Daar heb ik het zelf erg moeilijk mee gehad. Op mijn 55e moest ik als legerpredikant met emeritaat. Toen ik thuiskwam, haalde mijn vrouw mijn rangonderscheiding van mijn schouders en zei: „Nu ben ik moeder-overste. Daar is de afwas.” Het verlies van mijn status én roeping als legerpredikant vond ik heel moeilijk te verteren, ondanks mijn activiteiten in de kerk en de mannenbeweging. Ik heb er twee jaar over gedaan om opnieuw mijn plek te vinden. Gesprekken met mijn vrouw speelden daarin een belangrijke rol.”
Sommige mannen die door hun pensionering hun betaalde werk hebben verloren, zoeken compensatie in vrijwilligerswerk. „Dat is niet verkeerd, behalve als ze zich laten drijven door geldingsdrang die hun statusverlies moet compenseren. Ik héb ze onder andere in kerkenraden meegemaakt. Dan dacht ik: waardoor komt het toch dat ze zo moeilijk zijn? Door hun geldingsdrang.”
Absoluut taboe
Andere valkuilen ontstaan wanneer ouderen alleen achterblijven. „Onvermijdelijk, maar soms onnodig. Sommige ouderen kunnen, willen of mogen niet hertrouwen na het overlijden van hun man of vrouw. Dit is een absoluut taboe. Veel mensen praten daar te weinig over. Wat ik van hertrouwen vind? Doen! Al is het binnen drie maanden. Ik heb in mijn pastorale praktijk ouderen meegemaakt die niet hertrouwden omdat de kinderen dat niet wilden. Als ik daar dan met hen over sprak, bleek het meestal te zijn uit angst om de erfenis te delen.”
Over dat laatste wil ds. Langhenkel desgevraagd nog wel een advies kwijt. Kordaat: „Ik heb mijn schoonzoons buiten ons testament gehouden. Niet omdat ik ze niet mag - mijn verhouding met mijn schoonzoons is prima. Maar als hun huwelijken onverhoopt mochten stuklopen, staan mijn dochters voor de opvoeding van de kleinkinderen.” Een ex-echtgenoot heeft recht op een deel van de erfenis voor de jaren dat het stel in gemeenschap van goederen was getrouwd.
Het hebben van te weinig geld is een andere valkuil bij het ouder worden. „Geld is de sleutel van het leven. Ik dacht vroeger altijd: hoe ouder, des te minder geld ik nodig heb. Dat blijkt niet waar te zijn. Veelal denken ouderen ook te laat aan een woning die bij hun leeftijd past. Totdat ze een heup breken of hartklachten krijgen. Neem rond je 65e een appartement! Of een ander type levensloopbestendige woning waar je, als God het geeft, tot je dood in kunt blijven wonen.”
Valkuilen kunnen uitdagingen worden, vindt de predikant in ruste. „Waarom spelen de kerken daar niet in prediking en onderwijs op in? Waarom hoor ik nooit eens een preek over grootouders? Grootouders zijn vaak nog belangrijker voor het overbrengen van waarden en normen op de kleinkinderen dan de ouders.”
Seksualiteit
Onbeschroomd schrijft Langhenkel in zijn boek dat er „geen oude viezeriken” bestaan. „Nee. God heeft de mens geschapen om tot zijn dood seksueel actief te zijn. Bijbelse voorbeelden zijn David, maar ook Abram en Saraï, die op hoge leeftijd een zoon kregen. Het gaat vaak mis als iemand de ander seksualiteit ontzegt. Te vaak ben ik op mannenconferenties mannen tegengekomen die naar de prostituees gingen omdat hun vrouwen, vooral na de overgang, geen zin meer hadden in seksuele gemeenschap. Seksualiteit is een gave. Mijn vrouw en ik genieten beiden nu meer van deze gave dan vroeger. Het is rustiger en intiemer geworden.”
Openheid is volgens ds. Langhenkel onderdeel van een christelijke levenswandel. „Wandel in het licht, is het devies van de apostel Johannes. Dat betekent een maximum aan transparantie, openheid en eerlijkheid tegenover elkaar. Mensen die daaruit leven worden mooi oud. Vaak is dat een weerspiegeling van het innerlijk. Als je wandelt met God, wordt de innerlijke mens vernieuwd.”
Veel christenen hebben een beperkte voorstelling van het hiernamaals, stelt ds. Langhenkel, die drie hoofdstukken wijdde aan geloofszekerheid en eeuwige bestemming. „Als ik dood ga, ga ik naar de hemel of naar de hel. Dat is niet zo. Ongelovigen komen in de bewaarplaats van het dodenrijk; dat is geen zielenslaap. Daar wachten ze op de dag van de opstanding en het oordeel. Dan ontvangen ze loon naar werken. Gelovigen wachten in het paradijs. Op de dag van de opstanding krijgen ze, net als Christus, een verheerlijkt lichaam. Dat opstandingslichaam behoort bij een nieuwe aarde. Wij zijn bestemd om daar met Hem als koningen te heersen.”
Niet elk kerklid denkt dat dit laatste hem persoonlijk geldt.
„God wil dat alle mensen worden behouden. Van Zijn kant is er geen enkele belemmering. Sinds de zondeval kunnen mensen kiezen tussen goed en kwaad. Als mensen niet de nieuwe aarde bereiken, heeft dat alles te maken met keuzes van hun kant.”
Speelt de strijd tegen de oude mens dan geen rol in uw visie, en de uitverkiezing?
„Christenen kunnen niet welvoldaan achterover leunen. Het bevechten van de zonde is een oefen- en leerproces. In dat groeiproces ontdekken we steeds dieper dat Gods woorden waar zijn. Dan groeit de nieuwe mens en sterft de oude af.
Christenen zijn uitverkoren tot een taak, namelijk op de nieuwe aarde. Wij zijn uitverkoren in Christus, een sleutelbegrip in alle brieven van Paulus. Dat betekent dat we delen in de verworvenheden van Christus.
Door wedergeboorte, Gods werk in ons, en bekering, ons antwoord daarop, wordt dit alles ons deel. Anders heb je geluks- en pechmensen. Onze geloofszekerheid ligt niet in onze werken, maar in Christus én in de gehoorzaamheid aan Christus. Daar is geen twijfel over.”