Cultuur & boeken

Componeren op maat

Titel: ”Mozart en de anderen”
Auteur: Maarten ’t Hart
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2006
ISBN 90 295 6329X
Pagina’s: 272
Prijs: € 17,95;

13 September 2006 08:55Gewijzigd op 14 November 2020 04:05

Titel: ”Mozarts vrouwen”
Auteur: Jane Glover (met cd)
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam, 2006
ISBN 90 7823 002 9
Pagina’s: 384
Prijs: € 32,95.Het wonder Mozart blijft de gemoederen bezighouden. Zeker nu deze componist, vijftien jaar na de herdenking van zijn sterfjaar 1791, weer in het zonnetje staat. Hij werd 250 jaar geleden geboren. Behalve veel onzin en commerciële prietpraat levert zo’n herdenkingsjaar ook positieve dingen op, bijvoorbeeld een stapel boeken. Elke schrijver blijkt zijn motieven te hebben om een pennenvrucht aan het Salzburgse genie te wijden.

Maarten ’t Hart noemt bewondering als reden voor zijn boek over Mozart. De gevierde schrijver is namelijk verslingerd aan klassieke muziek. Bach en Mozart zijn voor hem idolen. Nou ja, je kunt slechtere hebben.

”Mozart en de anderen”, de titel zegt het al, gaat voor ongeveer de helft over Mozart en is aangevuld met korte artikelen over componisten en muzikale verschijnselen waar de auteur iets bijzonders mee heeft. Omdat er in deze uitgave geen verantwoording van genoemde artikelen is opgenomen, ga ik ervan uit dat ze alle voor het eerst gepubliceerd worden, hoewel een aantal qua lengte en opzet eerder aan krantenartikelen doen denken.

Het boek heeft eenzelfde opzet als ”Du holde Kunst” (1994), ook qua opzet en invalshoek. ’t Hart is een man met een fenomenaal geheugen, een ongelooflijke weetgierigheid en een ongeremde hang naar volledigheid. Een ”compulsive obsessive”, zoals ze aan de overkant van de Noordzee zo treffend zeggen.

Daarbij laat de auteur regelmatig merken dat hij weinig opheeft met een wetenschappelijke benadering van muziek. Zijn invalshoek is vooral de emotie: een muziekfragment op de radio pakt je en je rust niet voor je weet wat het is, wie het componeerde, of er een opname van bestaat. Wanneer het een minder bekende componist betreft, probeer je alles te lezen wat er over deze figuur geschreven is.

Hier is natuurlijk niets op tegen, maar soms gaat me die aaneenrijging van feiten en feitjes behoorlijk tegenstaan. Bijvoorbeeld als wordt aangetoond dat veel componisten als de jongste in een gezin werden geboren. Leuk gevonden, maar om vervolgens vijf bladzijden te wijden aan het opsommen van componisten die de jongste of bijna jongste uit een gezin waren, vind ik nogal overdreven of eerlijk gezegd overbodig. Maar nee, het is nog niet genoeg: de volgende vier pagina’s worden gebruikt om aan te tonen dat grote componisten ook nog vaak klein van stuk waren. Napoleon, overigens geen componist, was ook maar een klein mannetje, heb ik me laten vertellen.

Onverwerkt verleden
Aan de andere kant sta ik er ook versteld van hoe makkelijk ’t Hart iets beweert. Na enkele ronduit kwetsende woorden over de rooms-katholieke kerk -„deze verzameling van beulen en bandieten”- probeert hij aan te tonen dat Mozart van de moederkerk niet veel moest hebben. De muziek die hij ervoor geschreven heeft, zou „plichtmatig” zijn. Wie goed en niet vooringenomen luistert, moet volgens mij tot een andere conclusie komen. Trouwens, wie dit boek wil lezen moet bedacht zijn op de meedogenloze manier waarop ’t Hart geloof en gelovigen neerzet. Hij kan dat nu eenmaal niet laten. Het hoort gewoon bij zijn onverwerkte verleden.

Toen na 116 bladzijden feiten en feitjes het gedeelte over Mozart werd afgesloten, kon ik een zucht van verlichting dan ook niet onderdrukken. Gelukkig besefte de auteur dat een heel boek over zijn idool geen haalbare kaart was en ging hij over op ”de anderen”. Over het algemeen zijn die meestal korte hoofdstukken beter te lezen dan het gebabbel over Mozart.

Het aardigste hoofdstuk staat aan het eind van het boek. ’t Hart vertelt daarin hoe hij in zijn woonplaats werd uitgenodigd een orgelconcert te geven. Niet zonder humor beschrijft hij de perikelen die deze goedbedoelde invitatie opleverde. En met het daaraan voorafgaande hoofdstuk, waarin het verschijnsel popmuziek, „de daverdreun”, wordt weggezet, kan ik mij zelfs verenigen, maar dat is natuurlijk strikt persoonlijk.

Vocaal talent
Wat je bij Maarten ’t Hart mist, is juist uitgangspunt in Jane Glovers ”Mozarts vrouwen”. Wie tegenwoordig zo’n titel leest, denkt al snel aan amoureuze avonturen en geheime verhoudingen, maar daar gaat het hier gelukkig niet over. Glover, een van de weinige vrouwelijke dirigenten die het verder hebben geschopt dan het plaatselijke bejaardenkoor, maakte diepgaand studie van de vrouwen die in Mozarts leven een rol hebben gespeeld. Ze richt zich vooral op de vrouwen met wie Mozart in muzikaal opzicht een relatie had.

Als kind had Wolfgang vooral te maken met zijn moeder en zijn zus, maar toen hij ouder werd, kruisten allerlei begaafde en minder begaafde zangeressen zijn pad voor wie hij muziek moet schrijven. Zijn eerste kennismaking met vrouwelijk vocaal talent was in 1778 bij de familie Weber in Mannheim. Vader Weber, zanger aan het hof, had vier muzikale dochters. Op de begaafdste, de 17-jarige Aloysia, werd Wolfgang prompt verliefd. Zij wees hem af en Mozart trouwde later, tegen de zin van zijn vader, met haar jongere zus Constanze, die getuige de beroemde Mis in c KV 427 ook over een uitstekende sopraan beschikte. Aloysia trouwde met de begaafde acteur Joseph Lange en maakte een grote carrière als zangeres. Vooral toen hij later in Wenen operaopdrachten kreeg, schreef Mozart veel muziek voor haar en uit die aria’s en recitatieven kunnen we nu nog vrij goed afleiden welke bijzondere kwaliteiten Aloysia had.

Mozart componeerde zijn vocale muziek pas wanneer hij wist wie ze zou gaan zingen. Zo zitten er aan iedere operarol die hij creëerde altijd twee aspecten: de muzikale karakterisering van de rol zelf en de kwaliteiten van degene voor wie hij geschreven werd.

Lege virtuositeit
Glover laat dat duidelijk zien wanneer ze de verschillende vocale composities van Mozart analyseert. Wanneer bijvoorbeeld een zanger een bepaald gebrek had, bijvoorbeeld het niet kunnen zingen van lange frases op één adem, zorgde Mozart voor korte muzikale zinnen. Was een zangeres goed in virtuoze coloraturen en niet zo goed in dramatische stemexpressie, dan wist hij al die loopjes en riedeltjes muzikaal zo te plaatsen dat de expressie er haast vanzelf uitkwam. Lege virtuositeit vond hij verschrikkelijk en hij getroostte zich veel moeite om tijdens repetities de juiste expressie en dictie te krijgen.

Glover komt dan ook terecht tot de conclusie dat Mozart perfectie nastreefde door zangers en instrumentalisten geen dingen te laten doen die ze niet kenden. Wat dit laatste betreft, verwijst ze naar het Mannheims orkest, dat de eerste uitvoering van Mozarts opera ”Idomeneo” speelde. Een briljantere orkestpartij heeft hij nooit meer geschreven omdat er in heel Europa zo’n uitstekend orkest niet te vinden was.

De auteur besteedt ook aandacht aan de verdere wederwaardigheden van Mozarts nabestaanden en zijn vrouw Constanze. Jammer dat ze de bronnen, die meestal afkomstig zijn van direct betrokkenen, wat kritiekloos volgt en daar ook wat overbodige conclusies uit trekt, zodat het allemaal wel erg zoet wordt. Het boek is fraai uitgegeven en achterin bevindt zich een cd waarop Felicity Lott een aantal aria’s van Mozart zingt, begeleid door de London Mozart Players onder leiding van de schrijfster.

Glover vraagt van haar lezers geen grote muzikale kennis. Wie geïnteresseerd is in een aspect van Mozart dat in de meeste literatuur wel wordt genoemd maar nauwelijks wordt uitgediept, kan hier zijn hart ophalen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer