Drees: niet zuinig, maar duurzaam
Titel: ”Het land van Drees”
Auteur: Bert van Nieuwenhuizen
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2006
ISBN 90 5911 352 7
Pagina’s: 203
Prijs: € 17,95.
Drees = zuinig. Tenminste, dat wil de schijnbaar onuitroeibare mythe doen geloven. Dat beeld moet bijgesteld, betoogt Bert van Nieuwenhuizen in zijn boek ”Het land van Drees”. Geld over de balk smijten, daar was de oud-premier inderdaad wars van, maar van geld uitgeven niet. Diep getroffen door de eenvoud van hun gastheer en gastvrouw waren de Amerikaanse onderhandelaars over de Marshallhulp. Kort na de Tweede Wereldoorlog waren ze op bezoek bij Drees en zijn vrouw. Bij de thee kregen ze een simpel mariakaakje geserveerd. Een land waarvan de premier zo zuinig was, zou de wederopbouwhulp zeker niet misbruiken. Daar waren de Amerikanen na de thee bij Drees vast van overtuigd.
Wie kent deze mythe over Drees niet? Toch is hij niet juist, stelt Van Nieuwenhuizen. Hij citeert als bewijs oud-minister van Buitenlandse Zaken Schmelzer, die in 2004 op tv stelde dat mevrouw Drees wel een goede Haagse banketbakker zal hebben ingeschakeld bij het Amerikaanse bezoek aan haar huis.
Om de mythe over Drees’ krenterigheid verder te ontkrachten, laat de auteur diens zoon Willem aan het woord. „Mijn ouders waren zeker niet overdreven zuinig, ze bekeken alleen goed waar ze hun geld aan uitgaven.” Voor boeken, studie en vakantie was altijd geld, herinnerde Willem zich. Huiselijke feesten als sinterklaas en de verjaardagen werden ook altijd goed gevierd.
Drees was geen man van verspilling, ook niet van zuinigheid, maar van duurzaamheid, betoogt Van Nieuwenhuizen. De politicus was helemaal niet te beroerd om geld uit te geven, maar de investeringen moesten wel lonen. Als Drees vond dat ergens geld voor nodig was, aarzelde hij niet om het benodigde bedrag bij de burgers op te halen. Een voorbeeld daarvan is de belasting die hij hief als Haags wethouder om een bejaardenhuis te kunnen bouwen. Bij de besteding van het publieke geld was hij zich er overigens altijd erg van bewust dat het via de belasting was bijeengebracht en dat hij er dus verantwoord mee moest omgaan.
Mythes
Van Nieuwenhuizen wil met zijn boek ”Het land van Drees” een beschrijving geven van de mens Drees én de maatschappij waarin hij functioneerde. In het eerste deel van zijn zelfopgelegde opdracht is hij geslaagd, in het tweede minder. Zijn boek richt zich namelijk voor het overgrote deel op de persoon van Drees en slechts summier op de maatschappij waarin hij functioneerde.
Op het ontkrachten van mythes over de staatsman, zoals Van Nieuwenhuizen doet, is niets aan te merken. Onware verhalen over de vermeende zuinigheid, saaiheid en humorloosheid van Drees verdienen bijstelling. Toch schiet de schrijver anderzijds door in persoonsverheerlijking. Drees, schrijft hij bijvoorbeeld ergens, is een „karaktervolle, natuurlijke leider. Iemand die op het juiste moment op de juiste plaats aanwezig is. Een omstandigheid waarin de geschiedenis heel soms zeer fortuinlijk voorziet.” Gemakshalve gaat de auteur hiermee voorbij aan iemand als oud-premier De Jong, de nuchtere onderzeebootkapitein die in de woelige jaren zestig het land rustig over de tijdgolven loodste. En aan de langstzittende premier, Lubbers, die het land van bankroet redde en het opvoerde naar grote welvaart. Grote politici als Drees zijn er meer geweest.
Aan het einde van zijn boek probeert Van Nieuwenhuizen de blijvend grote populariteit van Drees te verklaren. „Het zal de factor tijd geweest zijn die hier in grote mate debet aan is”, denkt hij. Vijfenveertig jaar actief in de politiek en dan -na je aftreden- nog eens dertig jaar in belangstelling, tot aan je 102e verjaardag. Dan word je een legende en dan ben je uiteindelijk een legende, dat is onvermijdelijk en onontkoombaar.”
Deporteren
”Het land van Drees” leest vlot weg. Jammer is wel dat de auteur zichzelf regelmatig herhaalt. Dat koningin Wilhelmina na de Tweede Wereldoorlog aan de geallieerden voorstelde om 1 miljoen Duitsers uit de grensstreek naar Siberië te deporteren, hoeft bijvoorbeeld niet drie keer te worden opgetekend.
Drees kon overigens goed overweg met de vorstinnen die hij diende, beschrijft Van Nieuwenhuizen. Hij was het echter niet altijd met hen eens. Toen Indonesië de onafhankelijkheid verkreeg, had de republiek nog een schuld van 1,5 miljard gulden aan Nederland. Drees kon het niet laten koningin Juliana daar op te wijzen. Die zat er duidelijk minder over in dan hij: „Maar meneer Drees, om de centen kunnen we het toch niet laten.”