Kerk, wees duidelijk over samenwonen
In het licht van de Bijbel moeten we als kerken bezwaar maken tegen het verschijnsel ongehuwd samenwonen. Aldus ds. P. D. J. Buijs woensdag in een referaat over ”Huwelijk, ongehuwd samenwonen en onze kerkelijke verantwoordelijkheid”. Hij sprak tijdens een besloten ambtsdragersconferentie van de classis Amersfoort van de Christelijke Gereformeerde Kerken, gewijd aan ”de problematiek van het ongehuwd samenwonen”. Een ingekorte versie van zijn lezing.
Er zijn tegenwoordig allerlei alternatieve samenlevingsvormen, wat ook gevolgen heeft gehad voor de invulling van het huwelijk. Sinds enige jaren is in ons land het zogenaamde homohuwelijk gelegaliseerd, een ’huwelijk’ tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. Om die reden nam de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken van 2001 in de kerkorde (art. 70 sub 1) een begripsbepaling op die hier, om alle misverstanden uit te sluiten, wordt overgenomen: „Onder ”huwelijk” dient te worden verstaan: de wettelijk geregelde, als zodanig formeel publiek bekrachtigde levensgemeenschap tussen één man en één vrouw, naar de zin van de instelling voor het leven aangegaan.”Er zijn echter steeds meer mensen (vooral jongeren) die kiezen voor het ongehuwd samenwonen (we gaan hier uit van een man en een vrouw). Er is een groep die dat doet om bewust te experimenteren, omdat ze niet zeker zijn van zichzelf of van elkaar. Daarnaast zijn er jongeren die voor zichzelf en naar elkaar wel overtuigd zijn van de hechtheid van hun relatie, maar (nog) niet willen trouwen.
Sommigen kiezen ervoor ongehuwd samen te wonen zonder dat er verder iets geregeld is. Anderen sluiten bij de notaris een samenlevingscontract. Een derde mogelijkheid is het geregistreerd partnerschap. Dat geeft een juridisch kader voor de samenwonenden en heeft zo veel mogelijk dezelfde rechtsgevolgen als het huwelijk. Dat geldt zelfs in beperkte mate voor de openbaarheid: bij de sluiting door de ambtenaar van de burgerlijke stand moeten minimaal twee getuigen aanwezig zijn.
Verbond
In het licht van de Bijbel moeten we bezwaar maken tegen het verschijnsel ongehuwd samenwonen. De volgende elementen spelen daarbij een rol. Bijbels gezien is het huwelijk een verbond voor Gods aangezicht. Ongehuwd samenwonen betekent dan: met elkaar een levensrelatie aangaan zonder verbond. Het wordt niet officieel gemaakt, het ligt niet vast. Terwijl het om een van de belangrijkste dingen uit een mensenleven gaat!
Dat wordt niet opgevangen door een samenlevingscontract. Een contract is zakelijk en kun je ook weer opzeggen. Een verbond niet. Gods verbond met mensen is een eeuwig verbond (Gen. 17:7). De afschaduwing daarvan wil Hij in het huwelijk tussen een man en een vrouw terugzien: trouw tot in de dood. Ongehuwd samenwonen blijft in dit opzicht beneden het niveau dat de Heere ons wijst.
Bijbels gezien is de volgorde huwelijk en geslachtsgemeenschap onomkeerbaar. Bij het samenwonen wordt vooruit gegrepen op iets wat de Heere in Zijn wijsheid voor het huwelijk alleen bestemd heeft.
Bij ongehuwd samenwonen wordt de publieke kant van het huwelijksverbond ontkend of -in het geval van een geregistreerd partnerschap- geminimaliseerd. Terwijl die publieke kant er Bijbels gezien wezenlijk bij hoort: we maken deel uit van een gemeenschap. Ongehuwd samenwonen is uiting van het veld winnend individualisme, dat een wezenstrek in onze westerse cultuur is geworden, maar haaks staat op het Bijbelse spreken.
Dit individualisme maakt de relatie tot een privéaangelegenheid waar ouders, familie, kerk en samenleving niets mee te maken hebben. De Naam van de Heere hoeft er niet meer publiek bij aangeroepen te worden. De kerkelijke gemeente moet het uit geruchten horen, want kanselafkondiging en voorbede blijven uiteraard achterwege. Dat is echt de ”geest van de eeuw”, waartegen de gemeente van Christus duidelijk stelling dient te nemen.
Bijbelse preventie
De vraag is nu hoe we met dit alles moeten omgaan in het pastoraat in de gemeente, en vooral naar hen die gekozen hebben voor het ongehuwd samenwonen in enigerlei vorm.
In de eerste plaats is het van belang dat de gemeente (opnieuw) op de hoogte wordt gesteld van het kerkenraadsbeleid in dezen. Dat kan door een schriftelijke neerslag van dat beleid in het kerkblad op te nemen of apart uit te geven. Verder dienen in prediking en catechese de Bijbelse lijnen inzake huwelijk, relaties en seksualiteit aan de orde te komen, zodat niet alleen gereageerd wordt op hedendaagse ontwikkelingen, maar vooral met het oog op de jongeren positief richting wordt gegeven aan het denken over deze dingen. Noem het een stuk Bijbelse preventie!
Vervolgens dienen we als ambtsdragers het gesprek aan te gaan met ongehuwd samenwonenden. Dat zal in liefde en met veel geduld moeten gebeuren. Vaak is er in allerlei opzichten (opbouw van het contact met de kerk, inzicht ontvangen in het Bijbels onderwijs) een grote inhaalslag te maken, omdat naar ik vermoed in de meeste gemeenten ongehuwd samenwonen zich onder randkerkelijke jongeren voordoet.
We doen er goed aan in aanmerking te nemen dat geen situatie hetzelfde is. Ambtsdragers dienen zich daarom goed op de hoogte te stellen van de persoonlijke omstandigheden van de leden die ongehuwd samenwonen en van de motieven die daartoe geleid hebben. Er kan ook een grote variatie zijn in de ’samenstelling’ van ongehuwd samenwonende stellen. Beiden kunnen doopleden zijn, of beiden belijdende leden; de een kan dooplid zijn en de ander belijdend lid; de een kan belijdend lid zijn terwijl de ander geen lid van enige kerk is of tot een andere kerk behoort; de een kan dooplid zijn en de ander is doop- of belijdend lid van een andere kerk, of behoort tot geen kerk.
Schuld belijden
In het gesprek dient de Bijbelse lijn uitgangspunt te zijn. Dat betekent dat niet alleen het zevende gebod ter sprake komt (liefde en trouw, seksualiteit, bescherming van de relatie en van eventuele kinderen), maar ook het vijfde gebod (het respect hebben voor samenlevingsregels en de erkenning van de overheid als gezaghebbende instantie bij het huwelijk, en ook respect voor de kerkenraad, aan de vermaning waarvan men zich Bijbels gezien dient te onderwerpen). In dat licht dienen de motieven voor het ongehuwd samenwonen besproken en gewogen te worden.
In vervolggesprekken zullen de ambtsdragers als regel gericht zijn op het tot stand komen van een huwelijk, zeker als er een kind (op komst) is. Dat ligt minder eenduidig wanneer er sprake is van samenwonen met een ongelovige die ook niet bereid is zich te verdiepen in het christelijk geloof. Ook gebeurt het dat samenwonenden niet zeker zijn van elkaar. In zulke situaties kan moeilijk op een huwelijk worden aangedrongen, maar zal duidelijk moeten worden gemaakt dat de relatie, ook indien die voortgezet wordt, schadelijk is voor beiden.
Indien ongehuwd samenwonenden tot het inzicht komen dat de vorm van hun huidige relatie in strijd is met Gods heilzame gebod en dus zonde is voor God, kan dat voor (een deel van) de kerkenraad als schuld tegenover de Heere beleden worden. Omdat het ongehuwd samenwonen een zaak is die in het openbaar plaatsvindt, zal van de schuldbelijdenis mededeling worden gedaan aan de gemeente. Dit zou via het kerkblad kunnen gebeuren.
De kerkenraad zal vervolgens van de ongehuwd samenwonenden die hun schuld beleden hebben vragen tot de trouwdag van het samenwonen af te zien. Indien zij dat beloven, ligt de weg open om het huwelijk kerkelijk te bevestigen.
Godvruchtige wandel
Zolang ongehuwd samenwonenden volharden in hun levenshouding, zullen zij niet toegelaten kunnen worden tot de openbare belijdenis van het geloof en tot het gebruik van de sacramenten. Als ambtsdragers hebben we te waken voor elke ontheiliging van de sacramenten, zoals we bij onze ambtsaanvaarding beloofd hebben. Volgens artikel 61 van onze kerkorde kan niemand tot het avondmaal des Heeren worden toegelaten dan wie onder andere getuigenis heeft van een godvruchtige wandel. En men kan van ongehuwd samenwonenden die geduldig onderwezen zijn over het kwalijke van hun handelwijze en daarin desondanks volharden, toch moeilijk zeggen dat zij een godvruchtige wandel tonen.
Wanneer ongehuwd samenwonenden ook na geduldig pastoraal vermaan volharden in hun levenswijze, zal dan ook de weg gevolgd moeten worden van artikel 76 en 77 van de kerkorde als het een belijdend lid betreft, en van artikel 77 sub 4 als het een dooplid betreft.
Prof. dr. W. van ’t Spijker schreef daar in het maandblad Ambtelijk Contact (20e jaargang, nr. 10) het volgende over: „Hoe noodzakelijk is voor heel de gemeente het zich bewust zijn van de heiligheid van Gods verbond. Het ”verbond van de kerk” zal hier zijn hechtheid hebben te betonen in een pastorale, liefdevolle censuur, die beoogt te behouden. Dit betekent dat ook hier de praktijk van de gereformeerde kerk gehandhaafd moet blijven inzake de toelating tot het avondmaal: wie in deze zonde leeft, zal die toegang afgesloten vinden. Wanneer na herhaaldelijk ernstig vermaan met de zonde niet gebroken wordt, zal naar de regel van Matthéüs 16 en 18 de tucht worden toegepast naar de beginselen die daarvoor in de kerkorde gelden.”
Heilzame tucht
Meer en meer horen we dat dit een harde lijn is en dat we op deze manier mensen afstoten. Maar is dat zo? Bedoelen geduldig pastoraat en waar nodig de kerkelijke tucht juist niet het behoud van de zondaar? Onze gereformeerde vaderen hebben daar heilig in geloofd.
Of er met de tucht nooit fouten zijn gemaakt? Ongetwijfeld. Maar laten we met het badwater het kind niet weggooien. We geloven dat de tucht heilzaam is, een door God gegeven middel om te trekken. Wanneer mensen dit middel verwerpen of zich daadwerkelijk aan het opzicht en de tucht van de kerk onttrekken, bijvoorbeeld omdat ze het beleid rond ongehuwd samenwonen te stringent vinden, is dat hun keuze en hun verantwoordelijkheid.
Van hun handelwijze hebben we verdriet en we blijven bidden om hun behoud. Maar laten we als kerken alstublieft wel duidelijk zijn. Het gaat per slot van rekening om de eer van de Heere, om de heiligheid van de gemeente des Heeren en om het eeuwig behoud van mensen die de Heere aan onze zorgen heeft toevertrouwd. Wij zijn als ambtsdragers uiteindelijk alleen aan Hem verantwoording schuldig.
voetnoot (u17(De auteur is christelijk gereformeerd predikant te Harderwijk.