Een roeping voor Oekraïense baby’s
Toen Willemine Hazendonk (21) de advertentie ”Vrijwilligsters voor verlaten baby’s gezocht” las, was ze meteen verkocht. Ze solliciteerde om als hulpkracht naar Oekraïne te gaan voor het verzorgen van pasgeborenen in een ziekenhuis. „Ik wilde dit al jaren, houd erg van het verzorgen van baby’s en heb deze advertentie, in Uitdaging, als een roeping ervaren.”
De sollicitatie van de jonge Molenaarsgraafse, pabo 4-studente, slaagde. Met een groep van twintig andere jongeren die zich bij OostEuropa Zending hadden gemeld voor hulp in Oekraïense ziekenhuizen vertrok ze deze zomer richting het provinciestadje Swaljava, in het zuidwesten van het immens grote land.Haar groepje van vier zou voor het eerst de bemensing van de afdeling voor verlaten baby’s van het plaatselijke ziekenhuis versterken. De kinderen daar zijn soms afgestaan door de ouders, omdat die de zorg voor het zoveelste kind niet aankunnen of op zich willen nemen. Anderen zijn daar achtergelaten omdat hun ouders wegens armoede of verslaving niet voor hen kunnen zorgen.
Wat de vier vrijwilligers aantroffen, tart elke beschrijving. Zes kinderen van een maand tot en met vier jaar, maar ter grootte van een baby, gekleed in lompen, liggend in hun eigen urine en uitwerpselen, in zes verroeste ijzeren ledikantjes in een kamertje van 4 bij 3 meter. „De geur was ondraaglijk: een mengsel van poep, plas en soda. Strikslips, plastic velletjes waarvan je luierbroekjes kunt vouwen, kennen ze daar niet.”
Het ergste van alles was dat de kinderen geen liefde kregen van hun verzorgers, Oekraïense verpleegkundigen. „Die stopten hun alleen maar een fles melk in de mond met een lammerspeen. De kinderen moesten die fles zelf vasthouden en slikken maar. Als ze het niet konden bolwerken, liep de melk hun nekje in, om daar voor ontstekingen te zorgen.”
Willemine draagt verzachtende omstandigheden voor de verpleegkundigen aan. „Ze hebben totaal geen materiaal. Er is niets, alleen de grauwe lappen waarop de baby’s liggen en wat lompen die als luier dienen. Ze werken op onderbemande afdelingen.”
Het liefst praat de Molenaarsgraafse over de baby’s en de vooruitgang die ze maakten in de drie weken dat de vier Nederlandse dames voor hen zorgden. Over het zigeunermeisje Marianna, dat geen enkel contact met de mensen maakte. Dat door haar moeder werd opgehaald, maar na zes dagen weer terug was, met versteende ontlasting. Maar ook over „mijn meisje” Nastja: een piepklein, totaal ongewassen kindje van 34 dagen. „Na drie weken was dit baby’tje veranderd in een dametje met stevige rode konen. Haar maatje 50 had ze inmiddels ingewisseld voor maat 62. Na ons vertrek is ze zo ziek geworden dat ze in een ander ziekenhuis is opgenomen. Ik vind dit hartverscheurend.”
Dan was er baby Luda, die van haar moeder alleen broodkorsten te sabbelen had gekregen, het jongetje Sasha, dat lijdt aan bronchitis, en Iwan. Willemine toont een foto van het tweejarige jongetje, dat gebiologeerd staart naar de knuffel die hij zojuist heeft gekregen. „Iwan had zichzelf in het bedje lopen geleerd, maar had niets om mee te spelen. Na ons vertrek is hij gelukkig naar het kinderhuis in Swaljava gegaan. We zijn daar op bezoek geweest en hebben gezien dat de omstandigheden daar iets beter zijn.”
Slawa bivakkeert ook in het kamertje. Het kindje van vier had niets anders dan melk als eten gekregen. Hij is zo groot als een baby, heeft een opgezwollen buik van de honger en een botaandoening wegens vitaminegebrek.
Willemine en haar groepsgenoten hadden vooraf veertig bananendozen vol babyspullen en -kleertjes verzameld en op transport gezet. Dit materiaal installeerden zij onder andere in de kinderkamer.
Willemine vreest dat het voorbeeld dat de Hollandse meiden aan de verpleegsters daar hebben gegeven, niet beklijft. „De laatste dag dat ik zorgde, was er weliswaar een verpleegster die kwam kijken hoe ik Nastja in bad deed. Ze hebben ook toegezegd dat ze de baby’s in bad zouden doen, maar niet zo vaak als wij. Toen wij een dag niet zouden komen, maar toch even gingen kijken, lagen de kinderen opnieuw in hun eigen vuil.”
De pabostudente voelt zich enorm betrokken op de kinderen die ze moest achterlaten. „Nu ik hen onverzorgd weet, voel ik een roeping om terug te gaan, als God wegen opent.” Willemine overweegt haar studie af te maken en dan zeker voor een jaar naar de afdeling voor verlaten baby’s terug te gaan. Ze moet daarvoor eerst fondsen werven voor de reis en het verblijf daar. Daarom is ze ook begonnen met een eigen site, www.babyhulp.tk. „God wil dat je barmhartigheid betoont. Ook kleine kinderen worden door Hem geacht.”