Vacuüm gezogen sneltreinverhalen van Gerrit Kraa
Titel: ”Mu-j ’s lustern”
Auteur: Gerrit Kraa
Uitgeverij: Van Deinse Instituut/Twentsewelle, Enschede, 2006
ISBN 90 71517 14 4
Pagina’s: 80
Prijs: € 12,50.
Een columnist heeft te maken met beperkte ruimte. Om toch het maximale lezerseffect te sorteren zal hij streven naar compact proza. Ben je radiocolumnist, dan is je tekst ook nog eens uiterst vluchtig omdat de luisteraar in één keer moet vatten wat je bedoelt. Gerrit Kraa kan daarover meepraten, want hij spreekt al enkele jaren een dialectcolumn uit in het zaterdagse programma Aksent van RTV Oost. De hem toebedeelde ruimte omschrijft hij als „exact drie minuten voorlezen, tekst in een 12-puntsletter op precies één kantje A-4 plus nog één regel op de volgende bladzijde.” Wellicht kostte hem dat af en toe de nodige hoofdbrekens, maar dan heb je ook wat.
De bundel ”Mu-j ’s lustern” bevat dertig columns waaruit werkelijk ieder overbodig woord is weggelaten. Vacuüm gezogen sneltreinverhaaltjes waarin meningen en feiten worden afgevuurd met de frequentie van een pneumatische tennisballenmachine. Wie van alle kunstgrepen wil profiteren, leze het boek niet in één keer uit, maar neme liever dagelijks één column bij wijze van relativerende snelle hap tussendoor.
Kraa bewijst dat het Twents een zeer geschikt taalregister is om dingen aan de kaak te stellen, waarbij hij alle toonsoorten beheerst, van kolderiek tot serieus. Hij is Twents verontwaardigd, maakt subtiel overdrijvend dingen straalbelachelijk en boetseert met fluwelen vertellershandschoen teerhartige situaties. De Kraa-humor is moeilijk te duiden, maar aangenaam om te ondergaan.
Het sterkst vind ik hem in zijn hyperbolen. Daar begint het boekje direct al mee, want in de eerste column zet Kraa de astronomisch doorgeslagen sportvisserij genadeloos te kijk. In de absurde column ”Beteun” breekt hij een lans voor zuinig energiegebruik. Daarna spreekt weer de oud-docent Nederlands in column ”Beatrijs”, een prachtige Twents-Franse variant op de aloude Marialegende. Columns zijn vaak tijdgebonden, maar de columns in deze bundel zijn zodanig geselecteerd dat daar geen sprake van is.
Een viersterrencolumn vind ik ”Plat vriejen”, waarin Kraa -naar analogie van Belcampo- voorstelt om niet-Hollandssprekende mensen op sterk water te zetten. Maar zeker zo sterk zijn ”Camping-noabers” en ”Camping à la ferme”, waarin de dikdoenerij van rijke kampeerpatsers tot de juiste proporties wordt teruggebracht. Met originele taalbouwsels ook.
Eigenlijk zijn ze allemaal goed, maar aparte vermelding verdienen de columns ”Iej leengt” en ”Dorpshoofd”. De ene column is een geweldig verbaal portret van de terughoudende Twentse volksaard en in de andere toont Kraa zijn heimwee naar ouderwets degelijk onderwijs.
Het boekje is sjiek uitgevoerd en het is een goede zet geweest om Kraa twintig columns te laten voorlezen op de bijgeleverde cd. Dialect is immers meer spreek- dan schrijftaal. Waarom trouwens niet álle bijdragen ingesproken?
Kraa leest de columns duidelijk voor. Wel mis ik het beschaafde achtergrondmuziekje van RTV Oost, waardoor de columns-cd ietwat statisch overkomt. Dat er overigens iemand van vlees en bloed aan het woord is, bewijst de column Beatrijs, waarin Kraa zich verspreekt en met een „o sorry” opnieuw begint. Dat dit niet weggemonteerd is komt bepaald komisch over.
Wel jammer dat er voor de echte dialectuitdrukkingen en -zegswijzen geen verklarende Nederlandstalige woordenlijst is opgenomen, want dat zou het boekje ook voor de niet-dialectspreker toegankelijker en leerzamer hebben gemaakt. Vooral jammer ook omdat Kraa de rijkdom van het Twents demonstreert en laat zien dat de streektaal ook in 2006 uitstekend voldoet om mensen en verschijnselen genadeloos of barmhartig neer te zetten.