Koerdische overlevenden getuigen tegen Saddam
BAGDAD (AP) – Voor de tweede dag op rij hebben Koerdische overlevenden tijdens de rechtszaak tegen Saddam Hussein en zijn medeverdachten in Bagdad getuigenissen afgelegd over de zogenoemde Anfal–campagne die het Iraakse leger in 1987–88 uitvoerde in Noord–Irak. Daarbij kwamen tienduizenden Koerden om.
Nadat vier overlevenden hun verhaal hadden gedaan verdaagde rechter Abdullah al–Amiri het proces tot 11 september om tijd in te ruimen voor de behandeling van een appelschrift waarin de verdediging de legitimiteit van de rechtbank aanvecht.Overlevende Adiba Oula Bayez beschreef een bombardement van 16 augustus 1987 op haar dorp Balisan. Legervliegtuigen lieten bommen vallen die een naar rottende appels stinkende rook verspreidden. ‘Toen kwam mijn dochter Narjis naar me toe, klagend over pijn in haar ogen, borst en maag. Ik kwam dichterbij om te zien wat er met haar aan de hand was en ze kotste over me heen. Ik nam haar mee naar binnen om haar te wassen, terwijl al mijn andere kinderen ook overgaven’, zei Bayez, die vijf kinderen heeft. ‘Toen begon ook ik me slecht te voelen en we realiseerden ons dat het wapen chemisch en giftig was.’
De dorpelingen vluchtten op ezels naar grotten in de bergen, maar helikopters voerden bombardementen uit om dit te verhinderen. Net als veel andere dorpelingen werd ook Bayez verblind door het gas. In de grotten gaven mensen bloed over. Een groot aantal had brandplekken. ‘Het enige wat ik wist was dat ik mijn vijf kinderen stevig vasthield. Ik zag niets, ik kon niets doen, het enige wat ik deed was schreeuwen. ’Neem mijn kinderen niet van me af’!’
De dorpelingen werden door soldaten meegenomen naar een gevangenenkamp. Vier mensen die in dezelfde kamer verbleven als Bayez stierven, zei ze. Op de vijfde dag opende ze met haar vingers haar gezwollen ogen. ‘Ik zag de gezwollen ogen van mijn kinderen, hun huid was zwart.’
De getuigenis van Bayez kwam overeen met die van twee andere overlevenden van de aanval op Balisan en een naburig dorp die dinsdag hun verhaal deden. Een van de andere getuigen die woensdag werden gehoord was een voormalige pesjmerga (Koerdische strijder). Hij zei getuige te zijn geweest van verscheidene aanvallen in 1987 en 1988, waaronder een gifgasaanval in augustus 1988 op het dorp Ikmala, waarbij het gezin van zijn broer omkwam. ‘Bij hun huis lagen mijn broer Saleh en zijn zoon Shaaban dood op de grond, met de armen om elkaar heen geslagen, en een paar meter verder lag de vrouw van mijn broer’, zei de getuige, Moussa Abdullah Moussa. ‘Ik kan niet vertellen hoe ik mij voelde. Alleen het oog en het hart die het zagen kunnen het beschrijven.’
Saddam en zijn medeverdachten kunnen worden veroordeeld tot ophanging als ze schuldig worden bevonden. Saddam en zijn neef Hassan al–Majid zijn beschuldigd van genocide. De aanklager zal moeten aantonen dat ze van plan waren een deel van de Koerdische bevolking uit te roeien. Aan de Anfal–campagne heeft Al–Majid zijn bijnaam, Ali Chemicali, te danken.
In oktober doet de rechtbank uitspraak in de eerdere zaak tegen Saddam, over de terechtstelling van 148 sjiieten na een moordaanslag op Saddam in Dujail. Tegen hem is de doodstraf geëist.
Naar verwachting duurt de Anfal–rechtszaak nog maanden. Mogelijk kwamen bij de legeroperaties vijftigduizend tot 180.000 Koerden om. Volgens Saddam was de operatie alleen gericht tegen Koerdische rebellen die steun verleenden aan Iran. Irak en Iran voerden in de jaren ’80 een bloedige oorlog.