„Organisatie cellencomplex was in orde”
HAARLEM (ANP) – Hoe de brand in het cellencomplex op Schiphol–Oost vorig jaar oktober zich zo heeft kunnen ontwikkelen, is voor de locatiedirecteur een raadsel. „De organisatie was prima in orde. Daar heeft het absoluut niet aan gelegen", verklaarde De Korte dinsdag voor de rechtbank in Haarlem.
Ook hij is benieuwd naar de uitkomsten van de nog lopende onderzoeken.Op de vierde dag van het voorlopig getuigenverhoor rond de Schipholbrand, die aan elf mensen het leven kostte, kwam naar voren dat het calamiteitenplan en de bedrijfshulpverlening op papier in orde waren. Dat beweerden althans de locatiedirecteur en het hoofd van de bedrijfshulpverlening, Hendrik de R.
De verklaringen van het tweetal, beiden 38 jaar, staan echter in schril contrast met de verhalen van de bewaarders die tijdens de brand werkzaam waren in het complex en eerder door de rechtbank zijn gehoord.
De R. moest als hoofd van de BHV het personeel instrueren en het calamiteitenplan op orde houden. Op de werkvloer werd volgens hem over het BHV–plan gesproken. „Hoofdzakelijk ging het om het beantwoorden van vragen van personeel. In mijn optiek waren de bewakers goed voorbereid op een brand. Ervaringen hadden geleerd dat ze heel capabel waren”.
De R. verwees daarbij naar een geval van brandstichting in een cel in februari 2004 waarbij het personeel later werd gecomplimenteerd door de brandweer. „De BHV–organisatie was dus goed op orde”. Ook De Korte haalde dit voorbeeld van goed handelen aan.
De bewaarders gaven tijdens de eerdere verhoren aan niet of nauwelijks op de hoogte te zijn van het calamiteitenplan en slechts een enkeling had een brandoefening meegemaakt. Hieraan namen overigens geen gedetineerden deel.
De Korte vertelde dat „veiligheid hoog in het vaandel staat” in het cellencomplex en legde uit welke procedures in gang worden gezet bij een brandmelding. Ook dit onderdeel van zijn verklaring wijkt sterk af van de verhalen van de bewaarders, die de nacht van de brand in touw waren. Zo vertelden zij niet te zijn aangestuurd door hun leidinggevende, de wachtcommandant en dat ze deden wat ze goed achtten.
Het openbaar ministerie gaat mogelijk de twee bewaarders voor de rechter brengen, die als eersten bij de cel waren waar de brand uitbrak. Een van hen liet de celdeur openstaan. Dit zou in strijd zijn met de instructies. Hen wordt mogelijk dood door schuld ten laste gelegd. De R. vertelde de rechtbank dat „de deur van een brandende ruimte zoveel mogelijk gesloten moet worden gehouden”.
In ieder geval moet de 24–jarige Libiër Achmed Al–J. voor de rechter verschijnen, op verdenking van brandstichting in zijn cel.
De voorlopig getuigenverhoren gaan in september verder. Letselschade–advocaat Martin de Witte voert de procedure namens 25 slachtoffers van de brand en wil aantonen dat de overheid aansprakelijk kan worden gesteld.