Afscheid
Op de noordelijke regio na hebben alle scholen inmiddels de deuren vanwege de vakantie gesloten. Voor een deel van de leerlingen blijven ze voorgoed dicht. Zij hebben hun opleiding afgerond, gaan die elders voortzetten of zoeken een werkkring.
Deze jongeren sluiten een periode van hun leven af; ze nemen afscheid van een vertrouwde omgeving, van vrienden (ondanks de belofte gauw iets te laten horen) en van leerkrachten. In de toekomst zal moeten blijken welke vruchten de opleiding en -vooral- de vorming afwerpen.De vraag naar het resultaat van de zorg die aan jongeren is besteed, zal opvoeders op het moment van het afscheid zeker (moeten) bezighouden. De eerste cijfers die inzicht geven in de verdere ontwikkeling van recente schoolverlaters worden door onderwijsteams met meer dan gewone belangstelling bekeken. Het geeft de leerkrachten een goed gevoel wanneer hun oud-leerlingen succes hebben in het vervolgonderwijs of op de arbeidsmarkt.
Toch is er voor christelijke opvoeders een dimensie die daarboven uitgaat. Wat blijft er over van een opvoeding waarin Bijbel en belijdenis richtsnoer waren? De vorming die ouders thuis en leerkrachten op school gaven, was er immers op gericht jongeren te leren hun leven naar de norm van Gods Woord in te richten omdat dit heilzaam voor hen is.
Dit voorjaar publiceerde het opinieblad HP De Tijd een serie portretten van mensen met vooraanstaande posities die een „ouderwets gereformeerde opvoeding” hadden genoten. Onthutsend was dat de meesten te kennen gaven niets meer aan het geloof te doen. Volgens de redacteuren was hooguit in hun gedrag nog merkbaar dat ze afkomstig waren uit de kring van de mannenbroeders. Verder hadden ze afscheid genomen van „het benepen verleden.”
Iedere leerkracht die wat langer voor de klas staat, zal namen kunnen noemen van pupillen die inmiddels het spoor der vaderen hebben verlaten. Dat doet zeer.
Er zijn ook veel ouders die treuren om „verloren zonen of dochters”, die de kerk vaarwel hebben gezegd. Vaak leidt dat ertoe dat ouders zich schuldig voelen vanwege eigen falen. Geen opvoeder zal ook kunnen beweren zijn opdracht volkomen te hebben uitgevoerd. Er is altijd tekort.
Tegelijk is het waar dat twee mensen die precies dezelfde opvoeding en vorming hebben gehad, later soms totaal verschillende wegen gaan. De keus van de vervolgstudie, de kring waarin men gaat werken, de huwelijkskeuze, de plaats waar men gaat wonen - ze zijn allen van invloed in de groei naar zelfstandigheid.
Mensen die gebroken hebben met het geestelijk klimaat van hun jeugd, wijzen echter nogal eens naar hun opvoeding. Die zou benauwend, hypocriet en wereldvreemd zijn geweest. Dat versterkt bij ouders de schuldgevoelens.
Toch doet die kritiek meestal geen recht aan de toewijding en oprechte bewogenheid waarmee christelijke opvoeders zich van hun taak kwijten. Vaak is het geven van een dergelijk oordeel over de genoten vorming vooral een teken van frustratie en onvolwassenheid.