Sporen van grote waarde

Wierden, wierden en nog eens wierden. Een toerist in Noord-Groningen kan er niet omheen. Gelukkig maar, want het zou uiterst jammer zijn om deze oudste vorm van Nederlandse bewoning links te laten liggen. De woonheuvels, ontstaan gedurende een eeuwenlange strijd tussen mens en water, vormen waardevolle sporen uit een ver verleden.

Marcel ten Broeke
14 July 2006 08:16Gewijzigd op 14 November 2020 03:56
Het zijn de vele wierdendorpen die Noord Groningen zijn gezicht geven, zoals het kleine Stitswerd met zijn Sint Georgiuskerk. Foto’s RD
Het zijn de vele wierdendorpen die Noord Groningen zijn gezicht geven, zoals het kleine Stitswerd met zijn Sint Georgiuskerk. Foto’s RD

Onderdendam is een eigenaardig dorpje, zoveel is al snel duidelijk. Staan veel plaatsen in het Groningse Hogeland -het noordelijkste deel van de provincie - al vóór de jaartelling op de kaart, dit plaatsje dateert van rond 1250 na Christus. Juist dit drassige dorp, midden in een wierdengebied, maakt vanaf de zeventiende eeuw een opvallend stormachtige groei door.In die tijd begint de aanleg van het Boterdiep, een kanaaltje dat de stad Groningen met Hogeland verbindt. Al snel geldt dit water als de belangrijkste trekvaartverbinding in de regio. Onderdendam heeft de pure mazzel gesitueerd te zijn op de plek waar het Boterdiep samenkomt met enkele andere vaarwegen. In no-time verandert het onbeduidende dorpje hierdoor in een heus handels- en bestuurlijk centrum.

Inwoners van omliggende wierdendorpjes als Onderwierum trekken in de negentiende eeuw massaal richting Onderdendam. In 1840 wordt de kerk van Onderwierum zelfs afgebroken, om in Onderdendam te worden herbouwd.

Van die glorietijd van Onderdendam is tegenwoordig weinig meer te zien, al zijn de herinneringen aan het verleden, zoals een belastingkantoor en een kantongerecht inclusief huis van bewaring, nog wel te bewonderen. Het dorpje, nu bevolkt door forenzen, is weer gaan slapen. Toch blijft het een bezichtiging meer dan waard: door zijn charmante ligging aan het meanderende Boterdiep lijkt het weggeplukt uit een idyllische streekroman.

Woonheuvels
Het zijn echter wierdendorpen zoals Onderwierum die dit deel van Groningen een gezicht geven. Overal in het landschap duiken de woonheuvels op.

Wierden (Friezen spreken liever van terpen) ontstonden vaak al eeuwen voor het begin van de jaartelling, toen inwoners van de hooggelegen zandgronden in Drenthe naar de vruchtbare kwelderstreken in het noorden trokken. Omdat deze gebieden nogal laaggelegen waren en het zeewater daardoor dreigend dichtbij kon komen, vestigde men zich op natuurlijke verhogingen. Die vluchtheuvels werden steeds verder opgehoogd met behulp van kleizoden en huisafval.

Totdat ze overbodig werden door de grootschalige aanleg van dijken (omtrent de middeleeuwen) groeiden de wierdendorpen rap in aantal. Ooit telde Groningen er ruim 650, nu nog slechts zo’n 50. Veel van deze plaatsjes zijn duidelijk als zodanig te herkennen. De kerk, gebouwd op het hoogste punt van de verhoging, torent vaak boven het dorp uit. Een goed voorbeeld hiervan is het kleine Stitswerd met zijn Sint-Georgiuskerk. Niet zelden zijn in deze Groningse kerkjes fraaie orgels te bewonderen.

Wie zich liever verdiept in de recentere historie van het Groningse Hogeland doet er goed aan een bezoek te brengen aan openluchtmuseum Het Hoogeland. Dit complex, midden in het centrum van wierdendorp Warffum, toont het dagelijks leven van de doorsnee Noord-Groninger aan het begin van de twintigste eeuw. Het museum herbergt onder meer een daglonerswoning, een Joodse slagerij en de praktijk van een veearts. De meeste van de in totaal twintig gebouwen zijn authentiek, de rest is van elders overgebracht.

Een fikse stortbui doet aan den lijve ondervinden hoe slecht de behuizing voor de gezondheid van een arbeidersgezin moet zijn geweest. In de daglonerswoning slaat de muffe lucht bovendien direct op de longen. En dan te bedenken dat men destijds niet zelden met het hele gezin in één grote ruimte leefde die nauwelijks werd gelucht. Slapen gebeurde in een bedompte bedstee, met soms wel vijf, zes gezinsleden bij elkaar.

Om de gezondheid van de allerjongsten enigszins te beschermen, ontwierp huisarts Posthumus uit het Groningse Eenrum rond 1930 het zogeheten babyhuisje: een houten karkas, afgedekt met horgaas, bedoeld om kinderen op een verantwoorde manier buiten te laten slapen.

Het huisje, dat een treffende gelijkenis met een konijnenhok vertoont, werd een ware rage in Noord-Groningen. De laatste jaren is het babyhuisje bezig aan een comeback, met name in kinderdagverblijven.

Meer informatie: VVV Lauwersland, 0519-293800 en www.hethoogeland.com.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer