Opinie

Niet mee met gelijkheidsdenken

Voor het contact tussen de plaatselijke achterban en de school hebben we geen medezeggenschapsraad nodig, stelt mr. L. Vogelaar in reactie op Bert Wiltink. Volgens hem is het bestuur van een school door de medezeggenschapsrechten niet meer in staat zijn verantwoordelijkheid volledig waar te maken.

30 June 2006 09:23Gewijzigd op 14 November 2020 03:53
„Ter verantwoording worden geroepen door de medezeggenschapsraad, betekent dat het gezag ondermijnd en in dit geval ook versnipperd wordt.” Foto RD, Henk Visscher
„Ter verantwoording worden geroepen door de medezeggenschapsraad, betekent dat het gezag ondermijnd en in dit geval ook versnipperd wordt.” Foto RD, Henk Visscher

In zijn artikel ”Onterecht angst voor medezeggenschap” in het RD van maandag 26 juni stelt de heer Bert Wiltink dat de medezeggenschapsraad binnen het reformatorisch onderwijs geen bedreiging hoeft te zijn. Het is volgens hem juist een kans om het plaatselijke contact tussen de lokale achterban en de plaatselijke school gestalte te geven. Dat contact tussen plaatselijke achterban en lokale school is voor hem onopgeefbaar.Ook ik hecht grote waarde aan die band en zal daar niet graag iets op afdingen. De band tussen school, kerk en ouders behoort duidelijk aanwezig te zijn. Maar met deze ’driestar’ of drieslag heb ik al wel aangegeven dat er meer is dan alleen de ouders. Ook stem ik niet in met de leus: de school aan de ouders. De kerk moet in dit verband niet vergeten worden. Ze heeft ook ten aanzien van het onderwijs een taak.

Maar voor het contact tussen de plaatselijke achterban en de school hebben we toch geen medezeggenschapsraad nodig? De heer Wiltink noemt het voorbeeld van een besturenfusie waarbij er weinig contact is met plaatselijke ouders. Maar in zo’n geval zou toch het plaatselijk bestuur nog omgevormd kunnen worden tot een bestuurscommissie?

Zelf zou ik er liever voor kiezen om plaatselijke besturen niet op te laten gaan in een groter geheel. Het contact met ouders wordt dan inderdaad wel minder. Maar zoals gezegd, daarvoor zijn andere oplossingen mogelijk. Oplossingen waarbij het bevoegd gezag werkelijk bevoegd gezag blijft en in vrijwilligheid bevoegdheden delegeert aan een bestuurscommissie. Dat is heel wat anders dan gedwongen medezeggenschap.

Ter verantwoording
Daarmee kom ik aan de stelling van de heer Wiltink dat medezeggenschap slechts de bereidheid betekent om besluiten transparant voor te leggen aan en te bespreken met degenen over wie je wat te zeggen hebt. Tegen transparantie heb ik uiteraard geen bezwaar. Medezeggenschap houdt heel wat meer in. Het betekent soms ook dat instemming nodig is, wil een bestuursbesluit in werking kunnen treden.

Wiltink beseft dit zelf ook wel, want hij schrijft: „waarom zo steigeren als we ter verantwoording worden geroepen?” Ter verantwoording worden geroepen door de medezeggenschapsraad, betekent dat het gezag ondermijnd en in dit geval ook versnipperd wordt. Het moet gedeeld worden met degenen die daarvan afhankelijk zijn. Is ter verantwoording roepen in overeenstemming te brengen met Romeinen 13, dat ons leert dat alle ziel de machten die over haar gesteld zijn, onderworpen moet zijn? Is bij zo’n houding het besef wel aanwezig dat het God belieft ons door hun hand (namelijk van degenen die over ons gesteld zijn) te regeren?

Nu is het wel waar dat ook bij medezeggenschap het bestuur formeel eindverantwoordelijke blijft, maar door de medezeggenschapsrechten is het niet meer in staat die verantwoordelijkheid volledig waar te maken.

Angst
Ik wil ten slotte nog ingaan op de vraag of we bang moeten zijn voor onze eigen achterban. Door die angst maak je je belachelijk bij de buitenwacht, is de mening van Wiltink. Het gaat hier echter niet zozeer over angst als wel over het principe dat het gezag niet afhankelijk gemaakt mag worden van degenen die daaraan onderworpen zijn.

Degenen die dat wel willen, proberen het principiële verschil tussen gezagdragers (en dat zijn besturen en directies) en degenen die daaraan onderworpen zijn, weg te nemen. Het streven naar democratisering gaat uit van de gelijkheidsgedachte. Hoezeer we daaraan in onze maatschappij al gewend zijn, getuigt ook het gemak waarmee men zitting neemt in een ondernemingsraad, op Bijbelse gronden kunnen we toch niet mee met dit gelijkheidsdenken.

Terzijde: de situatie in het bedrijfsleven is een andere dan in het onderwijs, waar diverse gezagsrelaties aanwezig zijn. Ook die van de leerlingen ten opzichte van hun leerkrachten. Als ze daar hun leerkrachten „ter verantwoording mogen roepen”, waarom dan in het gezin ook niet hun ouders?

De ervaringen die Wiltink heeft, kunnen best positief zijn, maar het doel heiligt de middelen niet. Zonder medezeggenschap is betrokkenheid van ouders ook uitstekend vorm te geven. Dat laatste zullen we dan ook zeker niet moeten nalaten.

De auteur is bestuurlijk-juridisch medewerker bij de koepelorganisatie van de scholen uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (VBSO).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer