Hoog en laag in eigen land op vakantie
Zomervakantie vieren in eigen land betekent niet meer dat je een ”loser” bent. In het vakantiegedrag bestaat volgens Toerisme Recreatie Nederland (TRN) steeds minder onderscheid tussen sociale klassen.
Het zijn vooral de gezinnen met kleine kinderen die tijdens de grote vakantie op de camping of in een bungalow in Nederland te vinden zijn. Ook stellen boven de 50 jaar verkiezen veelal een vakantie in eigen land.
Uit gegevens die de overkoepelende toeristische organisatie dinsdag heeft bekendgemaakt, blijkt dat dit jaar uit alle lagen van de Nederlandse bevolking een evenredig deel besluit niet naar het buitenland te vertrekken. „Aan een vakantie in eigen land wordt steeds meer status verbonden. Vroeger was je toch een beetje een ”loser” als je niet naar het buitenland ging”, aldus een TRN-woordvoerder.
Volgens TRN nemen vakanties in eigen land al vier of vijf jaar langzaam toe. „De trend heeft nu alleen een zetje gekregen door de aanslagen op 11 september. Mensen zijn het sindsdien dichter bij huis gaan zoeken.”
Van alle Nederlanders gaan deze zomer in juli en augustus twee op de tien in eigen land op vakantie, circa 3,5 miljoen van de ruim 16 miljoen inwoners. Gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar beslaan meer dan de helft van het aantal Nederlanders dat niet over de landsgrenzen trekt in de grote vakantie. De gezinnen gaan vooral kamperen of zitten in een bungalowpark.
Meer dan een half miljoen samenwonende en getrouwde stellen boven de 50 jaar blijven deze zomer in Nederland. Daarmee maakt deze groep iets minder dan eenderde van de vakantiegangers uit die niet voor het buitenland kiezen. De stellen zijn veelal te vinden in een hotel en hebben vaak een tweede huis, eigen boot of vaste stacaravan waar ze in de maanden juli en augustus verblijven.
Vooral inwoners van de provincies Noord- en Zuid-Holland blijven in Nederland. De Hollanders trekken er met 1,5 miljoen op uit in eigen land. Dat is 42 procent van de 3,56 miljoen die in Nederland op vakantie gaan, terwijl de bevolking van deze provincies gezamenlijk 36 procent van de totale Nederlandse bevolking uitmaakt.