Uit het onderzoek ”U hoeft toch niet meer te werken?” van bureau Astri dat in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken is verricht, blijkt dat werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, aantrekkelijker zijn voor werkgevers dan 65-minners. Ze zijn goedkoper, zijn uiterst gemotiveerd en hebben geen uitgesproken wensen over arbeidsvoorwaarden.Er zijn nauwelijks wettelijke belemmeringen om na je 65e te blijven werken, maar vooral culturele aspecten weerhouden werkgevers en werknemers ervan langer met elkaar door te gaan.

Het kabinet heeft vrijdag op voorstel van staatssecretaris Van Hoof (Sociale Zaken) besloten werkgevers, afdelingen personeelszaken en werknemers actief te informeren over de mogelijkheden van doorwerken.

Het kabinet legt bij het verhogen van de arbeidsdeelname van ouderen de prioriteit bij de groep van 55 tot 65 jaar. Maar Astri verwacht dat door de groeiende groep mensen die doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd, en de overheid die dat stimuleert wegens de toenemende vergrijzing, ook meer 65-plussers betaalde arbeid gaan verrichten.

Het aantal 65-plussers dat werkt is sinds 1999 al toegenomen van 3,1 naar 3,9 procent in 2004. In dat jaar waren er 83.000 mensen die na hun pensioen gemiddeld twintig uur per week werkten.

Meer dan de helft (57 procent) is op havo-, vwo- of mbo-niveau geschoold en het merendeel (59 procent) werkt als zelfstandige. Een op de vijf heeft een tijdelijk dienstverband en een even grote groep heeft een vast contract.