Niet de ervaring, maar de relatie
Titel: ”Geestrijk leven”
Auteur: H. ten Brinke, J. W. Maris e.a.
Uitgeverij: De Vuurbaak, Barneveld, 2006
ISBN 90 5560 333 3
Pagina’s: 269
Prijs: € 17,50.
Een paar jaar geleden verscheen ”Meer dan genoeg. Het verlangen naar meer van de Geest”. In deze bundel lag het accent op het waarschuwen tegen een charismatische invulling van het verlangen naar „meer van de Geest.” Naast allerlei onkritisch aanprijzen daarvan was er voldoende reden, naar het oordeel van de schrijvers, voor een Bijbelse bezinning op een charismatisch verlangen naar meer. De helft van de schrijvers van de nieuwe bundel ”Geestrijk leven” werkte ook mee aan ”Meer dan genoeg”. Toch ligt het accent anders. De auteurs willen nu graag een Geestrijk leven beschrijven en aanprijzen.
De hoofdstukken kunnen los van elkaar gelezen worden. Maar toch zit er wel een zekere lijn in het geheel. De behandeling zet in met een gedegen hoofdstuk over ”De drie-enige God in gemeenschap met ons” van de hand van de christelijke gereformeerde hoogleraar dr. J. W. Maris. De hoofdstukken 2 tot en met 10 volgen dan een lijn van binnen naar buiten, dan wel van ons innerlijk naar de wereld. Daar komt onder meer het belangrijke thema van de geestelijke groei ter sprake. Daarna gaat het in de hoofdstukken 11 tot en met 14 over de vrucht van de Geest en over enkele gaven van de Geest. En over de vraag in hoeverre en op welke wijze deze gaven vandaag ook nog worden ontvangen. In het slothoofdstuk worden kort enkele lijnen bij elkaar gebracht en wordt een aantal adviezen gegeven om met de inhoud van dit boek verder te werken. Elk hoofdstuk is voorzien van een aantal gespreksvragen. Geschikt voor gesprekskringen en studieverenigingen. En bij de meeste hoofdstukken wordt enige literatuur genoemd voor verdere studie.
Verademing
Over het algemeen genomen vind ik dit boek een verademing vergeleken bij alles wat over charismatische vernieuwing ook in de gereformeerde gezindte te berde wordt gebracht. Het geheel ademt vele malen meer Bijbels en gereformeerd.
Geestelijk leven draait niet om wat een mens allemaal bereiken of meemaken kan, maar het draait veeleer om het persoonlijk kennen van Jezus Christus. En het meest wezenlijke is niet de ervaring, maar de relatie. Een christen leeft van het ontvangen, zoals Luther al had ontdekt. En dat moet volgens de schrijvers van deze bundel ook zo maar blijven. Want hoger willen stijgen dan het aangewezen zijn op genade of hoger dan leven bij het Woord, leidt immers altijd weer tot verdwalen.
Benadrukt wordt de bekende reformatorische tweeslag: ”simul iustus et peccator” (tegelijk rechtvaardige en zondaar). Maar daarbij past wel groeien (vergelijk 2 Petrus 3:18). Daarmee moet evenwel op een Bijbelse en dus onderscheiden wijze worden omgegaan. De hunkering naar een goed gevoel kan immers zomaar meer tijdgeest zijn dan Heilige Geest. Heel frappant wordt dan opgemerkt in dit verband dat het de vraag is of we nog kerk durven zijn „in de gestalte van het kruis.”
Want vooral de groei omhoog mag zich tegenwoordig in een overweldigende belangstelling verheugen. Maar mogelijk komt in veel van de hedendaagse boeken over groei een nogal beperkt groeiterrein in beeld. Gesteld wordt dat de toorn van God in deze groeiboeken maar heel weinig aan de orde komt. En geconcludeerd wordt dat zo veel christenen op dit punt aan een enorme groeiachterstand lijden en onderontwikkeld zijn. Ik vind dat een forse constatering die de broeierige sfeer van de charismatische vernieuwing mogelijk wat meer lucht verschaft. Nadrukkelijk wordt erop gewezen dat achter een heiligingssysteem, een psychologie of een therapie, zomaar een onuitgesproken maakbaarheidsideaal kan schuilgaan.
Trouwens, wat beweegt ons ertoe om zo op onze groei gefocust te zijn? En de ontdekkende vraag wordt gesteld of dit eigenlijk wel zo gezond is. Groei lijkt vandaag helaas vaak maakbaar te zijn. Hoofdstuk 7 over ”Gereformeerde vroomheid” vind ik in dit verband heel mooi.
Versmalling
Er is de schrijvers alles aan gelegen duidelijk te maken dat de vrucht en de gaven van de Geest bij elkaar behoren en dat de vrucht daarbij de belangrijkste is. Er wordt voor gewaarschuwd de Geestesgaven niet als doel in zichzelf te zien, want dan worden ze als ongeleide projectielen. Onthullend wordt toegelicht dat wat vandaag charismatische vernieuwing heet, in de praktijk wel eens charismatische versmalling zou kunnen betekenen.
Zoals gezegd, lijkt me dit vandaag een verfrissend geluid, waarvoor we de schrijvers dankbaar mogen zijn. Nog één opmerking. Er klinkt één christelijke gereformeerde stem en alle andere gewaardeerde stemmen zijn gereformeerd vrijgemaakt. Dit betekent dat de vrijgemaakte verbondsbeschouwing kwantitatief en kwalitatief overheersend is. De toe-eigening van het heil komt daardoor wat massief over en wat minder persoonlijk. Dit is voor mij het enige minpunt, dat aan de waardering voor dit boek weinig of niets afdoet.