EU-leiders praten over hoe verder met grondwet
BRUSSEL - De regeringsleiders van de EU-landen zijn donderdagavond en vrijdag voor overleg bijeen in Brussel. Zij praten op deze top vooral over de vraag hoe het verder moet met de beoogde Europese grondwet. Een overzicht van de ontwikkelingen op dit terrein in de laatste jaren.
2000: De vijftien lidstaten bereiken in december in het Zuid-Franse Nice na een moeizaam conclaaf overeenstemming over een verdragsherziening. Die is nodig om ervoor te zorgen dat de Unie straks ook in uitgebreide samenstelling besluitvaardig en doeltreffend kan opereren. De verschillen van opvatting zijn echter groot en daardoor blijven in het uiteindelijke compromis de aanpassingen beperkt. Onmiddellijk klinkt de roep om het huiswerk over te doen. Het Verdrag van Nice wordt in 2003 in gebruik genomen.2002: In het voorjaar gaat een zogeheten conventie van start. De premiers hebben daartoe besloten in december 2001 tijdens beraad in het Belgische Laken. De opdracht van het geïnstalleerde forum luidt een ontwerp te vervaardigen voor een compleet nieuw verdrag, dat later het predicaat Europese grondwet opgeplakt zal krijgen. De denktank, onder aanvoering van de Franse oud-president Giscard d’Estaing, telt 105 leden: vertegenwoordigers van de nationale regeringen en parlementen, van de Europese Commissie en van het Europees Parlement.
2003: In juni lukt het dit gezelschap een alomvattend concept te presenteren. Dat fungeert als basis voor de door de EU-spelregels voorgeschreven intergouvernementele conferentie (igc), de officiële benaming voor de onderhandelingen tussen de regeringen over een verdragswijziging. In december loopt dat overleg vast.
2004: Op een top in juni levert de igc in een tweede poging alsnog een akkoord op. Dat voorziet in bestuurlijke hervormingen als het aanstellen van een vaste voorzitter van de EU en een eigen minister van Buitenlandse Zaken, het verkleinen van de Europese Commissie, het beperken van het vetorecht en het herschikken van de stemverhoudingen tussen de landen, waarbij het inwoneraantal voortaan meer gewicht in de schaal legt.
Ondertussen is de Unie op 1 mei uitgebreid tot 25 naties. Tot de groep van nieuwkomers behoren Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Bulgarije en Roemenië zijn nog niet klaar met de noodzakelijke voorbereidingen en moeten wachten tot 2007 of 2008.
2005: Het door de regeringschefs opgestelde constitutionele verdrag vereist, alvorens het in werking kan treden, de goedkeuring van elk van de lidstaten. In sommige vindt die ratificatie plaats door een stemming in het parlement, in andere mogen via een referendum de burgers rechtstreeks beslissen. De bedoeling is dat dit proces in november 2006 overal zal zijn afgerond.
Er dient zich echter tegenslag aan. Op 29 mei velt de bevolking in Frankrijk een afwijzend oordeel. Drie dagen erna rolt bij een raadpleging in Nederland eveneens een nee uit de bus. Deze gang van zaken werpt een blokkade op voor de invoering van de grondwet. Er wordt een reflectieperiode of denkpauze van twaalf maanden ingelast om een uitweg te zoeken uit de impasse.
2006: De politieke leiders zullen op hun top van donderdagavond en vrijdag, onder de regie van huidig voorzitter bondskanselier Schüssel van Oostenrijk, afspreken deze fase van debat, analyse en bezinning met een jaar te verlengen. De meningen over het vervolgtraject zijn tot dusver heel divers.
Het oorspronkelijke concept van de grondwet heeft inmiddels het fiat gekregen van vijftien landen. In Spanje en Luxemburg gebeurde dat via een referendum. Finland volgt als nummer zestien. Nog geen uitsluitsel is er van Denemarken, Ierland, Polen, Portugal, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.