Verzekeringsarts onder WIA nog te machtig
De Gezondheidsraad heeft eerder dit jaar een concrete uitwerking van de wet voor arbeidsongeschikten (WIA) gemaakt. In de praktijk blijkt nu dat er nog veel valt te verbeteren, zegt Leon de Groot Heupner.
Op 15 februari 2006 zijn de eerste twee protocollen van de Gezondheidsraad ten behoeve van de WIA-beoordeling -de WIA is de opvolger van de WAO- in de Staatscourant geplaatst. Het betreft het protocol voor lage rugpijn en hartinfarct.Minister de Geus heeft in 2005 besloten en aan de Tweede Kamer toegezegd dat deze protocollen na te zijn opgesteld door een breed platform, dienst gaan doen bij de beoordeling of iemand in het kader van de WIA vijf jaar onafgebroken volledig arbeidsongeschikt kan worden verklaard. Deze persoon heeft dan recht op een IVA-uitkering berekend naar 80 tot 100 procent.
Als eerste wordt al aangegeven dat de protocollen een hulpmiddel zijn en dat er door de verzekeringsarts van UWV gemotiveerd van kan worden afgeweken. De protocollen zijn min of meer voorlopig aangezien de Gezondheidsraad ze bij gewijzigd medisch inzicht kan aanpassen.
Het zal je maar overkomen. Je wordt beoordeeld door UWV en niet volledig arbeidsongeschikt verklaard. De medische inzichten wijzigen en een maand later zou dezelfde persoon wel volledig arbeidsongeschikt worden verklaard.
Ten aanzien van het protocol voor aspecifieke lage rugpijn wordt direct in het begin al gesteld dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid bij lage rugklachten lastig is aangezien de pijnbeleving nogal subjectief blijkt te zijn. In beide protocollen wordt het aan de verzekeringsarts overgelaten of er informatie bij de specialist wordt opgevraagd. Dus kort gezegd, als de verzekeringsarts geen informatie op wil vragen dan gebeurt het ook niet.
Niets nieuws onder de zon dus. Men is nog steeds overgeleverd aan de grillen van de verzekeringsarts.
Tijdpad
Ten aanzien van het protocol voor hartinfarct wordt al direct aangegeven dat er geen betrouwbare actuele Nederlandse statistieken bestaan waaruit de gemiddelde tijd tot werkhervatting is af te leiden. Vervolgens wordt er een uitgebreid tijdpad aangegeven wanneer iemand weer gedeeltelijk of volledig aan het werk kan gaan volgens het protocol. Mij lijkt dit weinig zorgvuldig.
Verderop in het protocol wordt vermeld dat als de bedrijfsarts in de eerste twee jaar zijn werk niet goed heeft gedaan, dat dan van invloed kan zijn op de stagnatie in werkhervatting. Als die beoordeling door de bedrijfsarts wel goed is gedaan dan hoeft de verzekeringsarts daar vervolgens niet per se iets mee te doen. Wat stelt die beoordeling dan voor?
Wat een duidelijk verbetering kan zijn, is dat de verzekeringsarts moet vragen naar wat de cliënt op een gemiddelde dag nog kan doen. Als de verzekeringsarts dit aanhoudt, dan komt dat de zorgvuldigheid ten goede, maar daar heb ik mijn twijfels bij.
Daarnaast wordt echter wel weer ruimte gegeven aan de verzekeringsarts. Als na vijf jaar blijkt dat herstel absoluut voor onmogelijk moet worden gehouden, kan de verzekeringsarts aannemen dat verbetering is uitgesloten.
Ik ben er niet erg optimistisch over. Er blijft weer erg veel ruimte over voor de verzekeringsarts om zijn eigen afweging te maken zonder dat iemand dat kan tegenhouden. Waarom dan deze protocollen, die naar ik mag aannemen door de Gezondheidsraad met bepaalde verwachtingen zijn opgezet. Het is daarbij maar de vraag of deze protocollen de juridische toets van de Centrale Raad van Beroep ooit gaan halen.
De auteur is directeur van een adviesbureau gespecialiseerd in Sociaal Verzekeringsrecht.