Afkeer van scorelijstjes
Hoogmoed is zijn zwakte, zegt hij. Maar hij zal er niet aan toegeven. Daarom keurt hij het nooit goed dat anderen hem op een voetstuk plaatsen. Ook niet nu hij 25 jaar in de Haagse politiek meedraait. Over zijn innerlijk is hij terughoudend. Ir. Bas van der Vlies, voorman van de staatkundig gereformeerden, praat liever over de Tweede Kamer, de huiskamer en de tuinkamer dan over de binnenkamer.
Het vraaggesprek is ten einde. Van der Vlies heeft net een vraag beantwoord over zijn persoonlijk geloof. Hij gaat op het puntje van de bank zitten, buigt zich voorover en zegt met enige nadruk: „Wil je in het artikel op geen enkele manier laten doorklinken dat ik het heb, dat ik het weet of dat ik het kan? Ik heb een ontzettende hekel aan dat gearriveerde.”Het tekent de 63-jarige voorman van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Regelmatig nuanceert hij tijdens het vraaggesprek zijn eigen uitlatingen. De jubilaris -die morgen precies 25 jaar geleden plaatsnam in de Tweede Kamer- wil vooral bescheiden en beschaafd overkomen.
Wie Van der Vlies goed wil leren kennen, moet naar zijn huis in Maartensdijk. Elk deel daarvan vertelt iets over de politicus. Het eerste dat opvalt, is de tuin. Zowel het gazon als de bloemenborders zijn als om door een ringetje te halen. Enkele majestueuze bomen completeren het geheel. „Op zaterdagen vind ik hier mijn ontspanning. In Den Haag is het altijd druk, druk, druk. Ook een aantal bijbanen vragen de nodige tijd. Tuinieren vergt lichamelijke inspanning. Dat biedt een gezond tegenwicht voor de vele vergaderingen die ik bijwoon”, zegt Van der Vlies.
Met passie vertelt de politicus -in hemdsmouwen en met spencer- over alles wat groeit en bloeit. Zijn specialiteit is het kweken en verzorgen van fuchsia’s. Niemand kan hem over deze potplant iets wijsmaken. Hij heeft niet alleen een tuinkamer met bloemen, maar ook een moestuin met hobbykasje. Een groot deel van de groente die de familie Van der Vlies eet, komt uit eigen tuin.
In de huiskamer, sober klassiek ingericht met notenhouten meubelen, is de harp in de hoek het eerste dat opvalt. Daarna het orgel naast de deur. Vooral zondag gebruikt de familie Van der Vlies -er zijn nog drie van de vijf kinderen thuis- deze instrumenten. „Zondag is voor ons gezin het hoogtepunt van de week. Altijd is die dag te kort. We gaan uiteraard naar de kerk. We praten met elkaar over de preek. We maken muziek, zingen samen en lezen. Nee, wandelen doen we die dag niet. We hebben een strikte zondagsopvatting. We laten wel de hond uit, net als alle andere dagen. Een klein middagslaapje hoort er ook bij. Dat is toch niet verboden? Maar niet te lang. De zondag is een rustdag en geen slaapdag.”
De boekenkast is de spiegel van de ziel. Dat geldt ook voor Van der Vlies. Hij zit op de bank - „Niemand heeft hier een vaste zitplaats.” Rechts naast hem staat een klein kastje met glazen schuifdeurtjes. Het staat iets scheef. Daarachter staan de oudvaders binnen handbereik. Achter hem, onder het raam, staat ook een lange, lage boekenkast. Die wordt voor het grootste deel gevuld met de Bijbelverklaring van Calvijn.
„Mijn vader, die twee jaar geleden overleed, leerde mij dat ik niet te hooi en te gras moest lezen en kopen. Hij adviseerde me om me te concentreren op enkele grote denkers die echt wat te zeggen hebben gehad, zoals Luther, Calvijn, Kohlbrugge en Groen van Prinsterer. Hoewel ik me niet altijd aan zijn advies heb gehouden, was het zeker wel een zinvolle raadgeving.”
Lezen is, na tuinieren, de grootste hobby van de SGP-voorman. „Het laatste boek dat ik las was van ds. W. C. Meeuse, hervormd predikant in Bilthoven, over de correspondentie tussen Kohlbrugge en Maria Westendorp-de Clerq. Het Réveil, uit de negentiende eeuw, vind ik een indrukwekkende periode uit de historie van ons land. Vanuit een nabij leven met de Heere groeide het protest tegen de politieke en maatschappelijke misstanden in de samenleving. Het Réveil, en in het bijzonder iemand als Groen van Prinsterer, inspireert mij in mijn politiek bezig zijn.
Verder mag ik graag een stichtelijk boek lezen uit de Nadere Reformatie of een levensbeschrijving. Hoe Udemans en de Teellincks de noodzaak van een christelijk leven benadrukten, is voor vandaag ook nog sprekend.
Prachtig vind ik ook de vijf delen van dr. R. B. Evenhuis over de geschiedenis van de hervormde gemeente te Amsterdam. Daar mogen ze mij mee opsluiten.”
Vader Van der Vlies was onderwijzer: „Hij stond nog voor zijn achttiende voor de klas en hij is tot zijn pensioengerechtigde leeftijd onderwijzer gebleven. Hij was klein van gestalte, maar groot van gezag. Die mensen had je toen nog.”
Nu niet meer?
„Ik denk wel eens: Waar vind je die nog?”
Sommige mensen schrijven ook u natuurlijk gezag toe.
„O, ja?”
Jazeker.
„Dat weet ik niet. Laat dat maar rusten. Waar mijn vader was, heerste orde en regel en daardoor ook gezelligheid. Hij was streng, maar rechtvaardig. Toen ik bij hem in de klas zat, werd ik niet voorgetrokken maar ook niet achtergesteld. Mijn moeder leeft nog, ze is vorige week 91 geworden. Ze gaf zich geheel aan het gezin van zeven kinderen, van wie ik de oudste was. We kerkten in het Hervormd Lokaal te Sliedrecht.”
Was de jonge Bas volgzaam?
Na een korte stilte: „Ik heb wel eens een forse berisping van mijn vader en moeder gekregen.”
Noemt u eens een voorbeeld.
Grijnzend: „Om dat allemaal te kunnen beschrijven, is de krant te klein.” Dan glimlachend: „Ik was nogal levenslustig. Op tijd thuiskomen was niet mijn sterkste kant.”
Waar ging u dan zoal naar toe?
„Ik ging niet naar gelegenheden en gebeurtenissen waarvan mijn ouders toen vonden en ik nu ook vind dat ik daar niet thuishoorde. Daarvoor ben ik bewaard gebleven. Je moet het meer zoeken in het vangen van salamanders en die in potjes bewaren, terwijl je wist dat die beestjes daarin geen lang leven waren beschoren. Besmeurd met modder en kapotte kleren kwam ik dan thuis. Als ik daarmee bezig was, vergat ik de tijd. Ook mocht ik toen graag stiekem een sigaret roken.”
Bas wilde graag naar zee.
„Stuurman op de wilde vaart leek me helemaal het einde. Dat was echter een schrikbeeld voor mijn moeder. Ze zag alle verleidingen die de scheepvaart met zich meebrengt al op haar zoon afkomen. Uiteindelijk adviseerde mijn vader mij weg- en waterbouw te gaan studeren. Dat had toch alles te maken met water en scheepvaart? Zijn advies volgde ik op.
Aan het eind van mijn opleiding in Delft kwam ik voor de keus te staan om twee jaar in militaire dienst te gaan of vier jaar voor de klas. Die keuzemogelijkheid bestond toen vanwege het enorme lerarentekort. Een studievriend van mij die op een school in Utrecht werkte, gaf het laatste duwtje. Hij belde me in de zomer van 1967 op om te zeggen dat zijn school op dat moment, het was drie weken voor het einde van de zomervakantie, nog enorm veel uren wiskunde niet had ingevuld. Ik ben toen voor de verleiding bezweken. Het beviel uitstekend. Ik werd al snel decaan en daarna conrector. Tot mijn aantreden in de Tweede Kamer heb ik dat werk mogen doen.”
Hoe bent u in de politiek terechtgekomen?
„Aan het begin mijn studententijd, in 1961, werd ik lid van de SGP-kiesvereniging van Delft en richtte daar samen met anderen een SGP-studievereniging op. Ondertussen was ik ook betrokken geraakt bij de oprichting van het Reformatorisch Dagblad. Ik was secretaris van het stichtingsbestuur. Daardoor kreeg ik -denk ik- enige naamsbekendheid.
Het SGP-hoofdbestuur vroeg mij in 1971 om op de achttiende plaats van de kandidatenlijst te staan. Een jaar later was het de zevende plaats en kort daarna de vierde plaats. Ik woonde toen in Utrecht en kerkte in het nabijgelegen Groenekan. Later heb ik begrepen dat een ouderling van die gemeente, De Kruijf, die ook SGP-Statenlid was, mij naar voren heeft geschoven. In 1973 vroeg De Kruijf of ik hem wilde opvolgen als Statenlid. In 1981 kwam ik op een verkiesbare plaats in de Tweede Kamer omdat ds. Abma terugtrad.”
Ervoer u een roeping om in de politiek te gaan?
„Zo heb ik dat uiteindelijk wel mogen zien. Ik heb het er moeilijk mee gehad. Uiteindelijk heeft de Heere kennelijk tot mij gesproken. Ik heb me voorgenomen om met mijn afscheid -als ik dat in gezondheid mag beleven- daarop terug te blikken, en niet nu bij mijn 25 jubileum.
Als je iets zeker te geloven hebt gekregen, dan heeft dat op dat moment gezag. In de dagen en jaren daarna komt dan de worsteling of dat wel echt is geweest. Heb ik niet iets ten onrechte naar me toegetrokken? De aanvallen komen dan. Hoogmoed is een onkruid dat ook op mijn akkertje welig tiert. Er is van nature meer trots dan ootmoed. Maar als ik zo terugkijk, kan ik niet anders zeggen dan dat de Heere Zijn Woord heeft waargemaakt: Wie op Hem vertrouwt op Hem alleen, ziet zich omringt met Zijn weldadigheên.”
Heeft die roeping een rol gespeeld toen u zich vorig najaar beschikbaar stelde voor het lijsttrekkerschap in 2007?
„Ja en nee. Als je een duidelijke roeping hebt, mag je niet al te gemakkelijk van je post gaan. Anderzijds vraagt de Heere geen onmogelijke dingen. Als je het niet meer kunt, hoeft het niet meer. Het was voor mij dit keer voor het eerst niet vanzelfsprekend dat ik me beschikbaar zou stellen. Mijn leeftijd gaat een rol spelen en ik heb zelf altijd getamboerd op verjonging. Toen deed het hoofdbestuur echter een indringend beroep op mij –gezien de spanningsvolle vrouwendiscussie in de partij en het vonnis en de kritiek van buiten. Ik heb gemeend die roep niet naast me neer te mogen leggen.”
Wat zag u in de afgelopen 25 jaar als een dieptepunt en wat als een hoogtepunt?
„Er waren meer dieptepunten dan hoogtepunten. De dieptepunten waren voor mij de besluiten die de Tweede Kamer nam waarvan ik de oprechte overtuiging heb dat ze ingaan tegen het Woord van God. Behalve aan abortus en euthanasie denk ik bijvoorbeeld ook aan het zogenaamde homohuwelijk, de verruiming van de Winkeltijdenwet en de legalisering van prostitutie.
Bijzonder veel pijn en verdriet deden uitlatingen gedaan door minister Dales van Binnenlandse Zaken. Zij zei tijdens een debat over de Algemene wet gelijke behandeling dat onze exegese van de Bijbel over homoseksualiteit en de daarbij behorende consequenties niet meer passen in de maatschappelijke discussie. Ze verklaarde onze opvattingen buiten de orde. Dat is nogal wat. Het moet je diepste overtuiging maar zijn.”
„Bij hoogtepunten zou ik kunnen denken aan momenten waarop ik het politieke debat wist te beïnvloeden. Maar aan het bijhouden en uitventen van scorelijstjes doe ik niet mee. Dat past niet bij me.
Wat mij altijd bij zal blijven als hoogtepunt, is het moment dat mijn collega Van der Staaij in 1998 in de Kamer kwam. De uitslagen gaven ons twee zetels. Dat was een teleurstelling, zeker omdat we lange tijd op drie stonden. Toen kwam midden in de nacht toch het bericht dat we drie zetels kregen. Dat was een wonder.”
Bent u veranderd in de afgelopen 25 jaar?
„Laat anderen daarover oordelen. Ik denk dat ik nog steeds dezelfde normen hanteer en uitgangspunten heb. Innerlijk begeer ik te spreken over de rechten en inzettingen des Heeren. Op passende momenten mocht ik spreken over Jezus Christus als Borg en Middelaar. In Hem is het leven en buiten Hem alleen troosteloosheid en doodsheid. Ik ben wel iets van het ongeduld van het eerste uur kwijtgeraakt.”
Noem u eens een voorbeeld.
Een lange stilte valt.
Had u bijvoorbeeld niet wat meer leiding moeten geven in het vrouwendebat binnen de partij?
„Ik ken dat verwijt, maar het is niet juist. Op de plek die mij is gegeven -adviseur van het hoofdbestuur- heb ik dat met betrokkenheid gedaan. Ik mag hopen dat mijn visie hen niet is ontgaan. Ik heb me naar buiten toe bewust afzijdig gehouden.”
U wilde de kool en de geit sparen?
Beslist: „Nee. Ik voel me verbonden met alle SGP’ers. Daarom stelde ik me terughoudend op. Ze horen er voor mij allemaal bij, hoe ze ook over de positie van de vrouw denken. Hoewel, ook aan mijn denken zitten grenzen.”
Waar ligt die grens voor u?
„Ik sta inhoudelijk vierkant achter het hoofdbestuur, maar dit is wel het uiterste waartoe de partij kan gaan. De SGP-kiesverenigingen doen er goed aan het hoofdbestuur te volgen. Ik roep ook op tot eenheid. We zijn een kleine groepering en we hebben elkaar in deze tijd hard nodig. We kunnen geen afvallers gebruiken, noch van degenen die meer participatie van vrouwen wensen noch van degenen die deze voorstellen te ver vinden gaan. In de politiek moet je wel eens slikken.”
In de huiskamer van Van der Vlies hangt een groot schilderij van de kerk van Maartensdijk. Het hangt er niet voor niets. Van der Vlies is, met enkele tussenpozen, sinds 1976 ambtsdrager van de hervormde gemeente, nu de hersteld hervormde gemeente.
Hoe kijkt u aan tegen de Protestantse Kerk in Nederland?
„Ik ben heel dankbaar dat onze gemeente tot nu toe bijeen is gebleven. Ik heb persoonlijk erg geleden aan de scheuring. Ik heb binnen het moderamen van de Utrechtse Provinciale Kerkvergadering van de Hervormde Kerk altijd gewaarschuwd tegen een mogelijke scheuring. Ik heb nooit kunnen begrijpen waarom de synode, die wist van de onoverkomelijke problemen, niet heeft besloten tot een federatie in plaats van een fusie.
Het is in- en inverdrietig. De kerkelijke verdeeldheid was al een grote schuld tegenover de Heere en die is nu alleen maar groter geworden. In het verleden heb ik met anderen wel eens geprobeerd daar verandering in te brengen, maar dat is niet gelukt. Ik snap het niet. Waarom kan de gereformeerde gezindte wel samen naar één kerk als ze in het buitenland op vakantie zijn? Als iedereen weer thuis is, gaat ieder weer naar zijn eigen kerk.”
Als de kerkenraad van Maartensdijk ter wille van de eenheid binnen de PKN was gebleven, had u dan de kerkenraad gevolgd?
„Dat is een theoretische vraag. Maar als mijn keuze tot een scheuring in de gemeente zou leiden, dan zou ik daar nog eens goed over nadenken. De eenheid van de gemeente weegt mij zwaar.”
Hebt u hoop voor de kerk in Nederland?
„Er zijn mensen die dat hebben. Ik heb daar geen licht in. Ik weet wel dat God Zijn Kerk vergadert en vermeerdert. Zolang zon en maan schijnen, zal Zijn Naam van geslacht tot geslacht worden voortgeplant. Daar ligt mijn hoop.”
Hebt u hoop voor uzelf?
„Het is mijn innerlijke begeerte. Dat mag ik oprecht zeggen.”