Opinie

Promoveren vanuit de pastorie kan goed

Een predikant heeft geen tijd om een proefschrift te schrijven, stelde prof. dr. T. Blokland dinsdag op deze pagina. Ds. J. A. van den Berg bestrijdt dat en vindt de argumenten van Blokland niet steekhoudend.

26 May 2006 09:39Gewijzigd op 14 November 2020 03:47

Als predikant met een bijna fulltime aanstelling (om precies te zijn 83,3 procent) en bezig met het schrijven van een proefschrift, werd ik onaangenaam getroffen door het betoog van prof. dr. T. Blokland over de onmogelijkheid om te promoveren in de pastorie. Hoewel de schrijver zijn stuk besluit met de opmerking dat het hem gaat om het aanreiken van nuances, velt hij in werkelijkheid een keihard oordeel: predikanten die gepromoveerd zijn in de pastorie -of daarnaar streven- zijn voor het overgrote deel ijdele bedriegers, omdat ze uit eerzucht hun uren voor de gemeente verlummelen met het schrijven van een proefschrift.Prof. Blokland bedient zich in zijn stuk van de zogenaamde deductieve methode, die weliswaar helder klinkt, maar lang niet altijd tot de waarheid over een concrete situatie leidt, zoals hij als kenner van juridische vraagstukken moet weten. Zijn betoog werkt als volgt: stelling 1: promoveren kost heel veel tijd; stelling 2: predikanten hebben geen tijd omdat ze alleen maar in de gemeente mogen werken of zich daarop voorbereiden. Dwingende conclusie: predikanten die promoveren stelen tijd. Meest waarschijnlijke motief voor deze diefstal is de ijdelheid van de betreffende predikant.

De beide stellingen hebben natuurlijk veel waarheid in zich, maar kunnen niet als algemeen geldende waarheden worden geponeerd. Wat betreft de eerste stelling: de tijd die nodig is voor een promotiestudie hangt onder andere af van (de voorgeschiedenis met) het onderwerp, de technische mogelijkheden, de begaafdheid van de promovendus en de mate waarin de begeleider gespecialiseerd is in het betreffende onderwerp.

Zo ben ik zelf bezig met een onderwerp dat op hetzelfde terrein ligt als mijn afstudeerscriptie. Het formuleren van een onderzoeksvraag en allerlei andere inleidende tijdrovende problematiek was voor mij geen grote hobbel. Het onderzoeken van bronnen (in casu teksten van Augustinus) is geen enkel probleem, omdat er een cd-rom is met alle teksten van de Latijnse kerkvaders. Bovendien, de bibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen leent ook veel edities van Augustinus uit. Ook bestaat er tegenwoordig e-mail waarmee veel overleg doeltreffend en snel kan worden gerealiseerd. Een promotieonderzoek in de pastorie hoeft al met al geen twintig jaar te duren.

Studeren
Wat betreft de tweede stelling: het is ongetwijfeld waar dat het werk in de gemeente nooit ophoudt. Toch betekent dit niet dat een predikant altijd en alleen maar bezig moet zijn met gemeentegerelateerde taken dan wel zich daarop moet voorbereiden door niets te doen. Een predikant is een predikant van de kerk, verbonden aan een bepaalde gemeente. Het behoort ook tot de taken van de predikant om te studeren, ook al komen de resultaten van die studie niet meteen terug in het gemeentewerk.

Bovendien klopt het beeld dat een predikant altijd maar moet werken niet met de arbeidsrechtelijke aspecten van het predikantschap (overigens ook niet met wat God van ons vraagt). Landelijke richtlijnen vanuit de PKN geven aan dat het normaal is dat een fulltimepredikant tussen de veertig en de vijftig uur per week werkt. Er is dus moreel niets mis mee om de overige 118 à 128 uur op een andere manier in te vullen dan met het gemeentewerk. Als zodanig kan het niet worden bestempeld als het tekortdoen aan de gemeente.

Hetzelfde geldt voor invulling van de vakantieweken. De keuze voor de invulling van alle uren dient ieder van ons voor het aangezicht van Christus te maken, zowel de arbeidsrechtelijk bepaalde, als de overige. Alleen Hij weet of en waarom we dingen doen en nalaten. Tenzij het tegendeel blijkt, moeten we uitgaan van de goede trouw van predikanten in dit opzicht.

De conclusie van prof. Blokland is dus niet alleen niet dwingend, maar zelfs onzorgvuldig naar de mensen over wie hij en public een oordeelt meent te mogen vellen, zonder hun concrete situatie te kennen. En zelfs dan: nolite iudicare…

De auteur is als predikant verbonden aan de hervormde gemeente Stedum-Lellens-Wittewierum-Ten Post en bereidt onder leiding van prof. dr. J. van Oort een proefschrift voor over Augustinus’ ”Contra Adimantum”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer