Cultuur & boeken

Vrijgeest die kerk en monarchie tartte

Titel: ”Voltaire en de Republiek. Teksten van Voltaire over Holland en Hollanders”; samengesteld en vertaald door Jan Pieter van der Sterre
Uitgeverij: Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2006; 550 blz.
ISBN 90 450 0803 3
Pagina’s: € 39,90;

K. van der Zwaag Titel: ”Voltaire en de Republiek. Teksten van Voltaire over Holland en Hollanders”, samengesteld en vertaald door Jan Pieter van der Sterre Uitgeverij: Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2006en 550 blz. ISBN 90 450 08
17 May 2006 15:30Gewijzigd op 14 November 2020 03:46

”Voltaire, de almachtige. Een leven lang op zoek naar vrijheid”; door Roger Pearson; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2006; 510
Prijs: ISBN 90 234 1889 1; € 39,90.De Franse filosoof, schrijver en historicus Voltaire (1694-1778) was een spraakmakende vrijgeest die kerk, godsdienst en bestaande orde op de korrel nam. Zijn missie is vaak uitgedrukt met zijn eigen woorden ”écrasez l’infâme” - verpletter de schandelijke. In Nederland vond hij gastvrij onthaal, hoewel verschillende van zijn werken ook hier verboden en soms verbrand werden. Voltaire had een haat-liefdeverhouding met de Republiek. Hij roemde de vrijheid, al ging deze hem niet ver genoeg.

Toen de Spaanse successieoorlog (1702-1713) voorbij was en Frankrijk en de Republiek weer op goede voet met elkaar stonden, besloot Frankrijk een ambassadeur naar het noorden te sturen. In het gevolg verkeerde ook Voltaire, persoonlijk secretaris van de ambassadeur. Hij bewoog zich enkele jaren in de hogere kringen in Den Haag, waar hij veel Fransen aantrof, meestal protestantse vluchtelingen.

Voltaire legde zich toe op het schrijverschap, en dat was breed: toneel, gedichten, historische werken, filosofische beschouwingen. Jan Pieter van der Sterre verzamelde en vertaalde alle passagen uit Voltaires werk die direct of indirect met Holland te maken hebben. Het grootste deel van zijn boek betreft de briefwisseling van Voltaire. Persoonlijke en zakelijke correspondentie waaruit zijn moeizame relatie met uitgevers blijkt. Soms hekelt Voltaire zelfs het misbruik van de vrijheid van drukpers, waarbij hij doelt op „een buitengewoon groot aantal vlugschriften van laag allooi.” In een brief: „Het misbruik dat in dit land wordt gemaakt van de vrijheid om je gedachten te drukken, heb ik nog liever dan die slavernij waaraan men bij u de menselijke geest wil onderwerpen.”

We komen in de briefwisseling belangwekkende figuren tegen, zoals Frederik de Grote van Pruisen. Tijdens de Oostenrijkse successieoorlog speelt Voltaire zelfs voor spion: hij sluist in opdracht van de Franse regering allerlei informatie over de toestand in Holland door naar Parijs.

Dordtse synode
Deel twee betreft een selectie uit Voltaires historische werken waarin Holland voorkomt. Ons land komt vooral ter sprake in verband met economie, vrijheid, tolerantie en de oncontroleerbare drukpers. Voltaire waardeert sterk het vrije en egalitaire republikeinse politieke bestel. Net als de meeste ”philosophes” meent hij dat van de ontwikkeling van de koophandel een zegenrijke werking uitgaat. Het lynchen van de gebroeders De Witt en de onthoofding van Van Oldenbarnevelt blijven voortdurend zijn verontwaardiging wekken.

Ook gaat hij in op de perikelen rond de Dordtse synode. Gomarus en Arminius hielden volgens Voltaire felle discussies over dingen die ze niet begrepen. De relatie tussen predestinatie, goddelijke genade en de menselijke vrijheid zijn „duistere, futiele kwesties waarbij de partijen er zelfs niet in slagen de twistpunten goed te definiëren.” Hij trekt wel terecht een vergelijking met het jansenisme dat in Frankrijk de geesten verdeelt.

Het slotdeel bestaat uit een drietal essays, namelijk van Joris van Eijnatten over het Nederlandse beeld van Voltaire in de achttiende en de negentiende eeuw, van Wyger R. E. Velema over Voltaire als historicus, en van Anne Haas over het toneel van Voltaire in de Nederlanden. Voltaire was een irritante opruier die de spot dreef met het heilige, zo lezen we in het slotdeel. Hij figureerde in de achttiende eeuw nagenoeg in elk apologetisch geschrift, al hadden geletterde Hollanders geen hoge dunk van Voltaire als wijsgeer, historicus of Bijbelcommentator.

In het hart
De deïst Voltaire verwerpt elke vorm van christelijke geschiedschrijving die zich baseert op geloof en openbaring. Zijn wenkend voorbeeld is een humanistische geschiedschrijving die geschiedenis de rol toebedeelt van leermeester en opvoeder. Voor de Fransman en vele andere ”philosophes” is de geschiedenis de ontwikkeling van de menselijke redelijke denkvermogens. Overal in de geschiedenis ziet hij de moeizame strijd die de rede moet voeren tegen bijgeloof, vooroordelen en overgeleverd gezag. Voltaire beschouwt, met de rede als maatstaf, hele tijdperken als barbaars.

Hij gaat uiterst nonchalant om met historische bronnen en verfoeit het beschrijven van allerlei historische details. Het gaat hem om de brede cultuurgeschiedenis met aandacht voor de ontwikkeling van de menselijke rede. Toch is hij juist door deze breed opgevatte geschiedvisie een van de belangrijkste vernieuwers in de westerse geschiedschrijving geweest, aldus Velema. „Zonder Voltaire is de moderne historiografie ondenkbaar.”

De titel belooft meer dan hij waarmaakt. Het blijkt uit de bundel dat Voltaire zich zelden direct uitlaat over Holland. De brieven gaan meest over zijn persoonlijke besognes. Maar daarmee kijken we de schrijver wel in het hart.

Biografie
Een lijvige biografie over Voltaire verscheen van de hand van Roger Pearson, onder de prikkelende titel ”Voltaire, de almachtige”. Op een levendige wijze brengt deze hoogleraar Frans aan de universiteit van Oxford het leven van Voltaire in beeld. De Franse denker komt over als iemand die abstracte metafysica en sofistische theologische dogma’s haat en de Rooms-Katholieke Kerk typeert als een instituut dat op zucht is naar macht en geld.

Zijn missie is verwoord in het befaamde woord ”écrasez’ l’infâme”. Het ’schandelijke’ staat symbool voor kerk en monarchie, dat wil zeggen alles wat in de ogen van Voltaire bijgeloof, fanatisme en onverdraagzaamheid stimuleert. Voltaire heeft alle vormen van vervolging gehaat, van inquisitie tot calvinistische censuur. Hij wil God vrij vereren, zonder strafrechtelijk te worden vervolgd. Hij kent ook gevoel van recht en keert zich tegen de willekeurige arrestatiebevelen van de beruchte ”lettre de cachet”. Hij is tegenstander van marteling, afkerig als hij is van alle fysiek geweld, oorlogen en de doodstraf. Hij ijvert voor openbare processen en verbetering van gevangenissen. Men moet de misdaad minder hard aanpakken, maar de oorzaken des te harder, aldus Voltaire.

Hij heeft altijd geponeerd dat het goed voor de maatschappelijke stabiliteit is dat de meerderheid in een hiernamaals, een hel of hemel, gelooft. Zelf koestert hij geen illusies. „Alles gaat voorbij, en dan ben je zelf aan de beurt om te verglijden in het niets, of tenminste in iets wat geen enkele betrekking tot ons heeft.”

Dodenmis
Voltaire beschouwde zich niet als een atheïst, maar als een deïst. Hij ziet het christendom als een verbastering van de waarheid. Alle Bijbelverhalen van wonderen en opstandingen, zegt hij, zijn een belediging van de kostbaarste menselijke gave: de rede.

De Fransman gelooft dat de wereldgeschiedenis de geschiedenis van de menselijke vooruitgang is, een geleidelijk proces van verlichting culmineert in de triomf van de rede. Tegelijkertijd is hij zeer realistisch en resten hem na levenslange studie weinig illusies: die geschiedenis is „niets meer dan een tableau vol misdaad en ongeluk.”

Op 30 mei 1778 overleed Voltaire. De laatste rel die hij veroorzaakte betrof de vraag of hij in gewijde aarde mocht worden begraven. Er werd uiteindelijk toch een dodenmis verzorgd in een afgelegen abdij bij Parijs. Frederik van Pruisen gaf bevel in de rooms-katholieke kathedraal van Berlijn een dodenmis op te dragen.

Volgens Pearson stortten „onwaardige christenen” zich op kwaadaardige geruchten als zou Voltaire de laatste uren gekweld zijn door de doodsnood van verdoemde zielen. Hij zou Christus gesmeekt hebben hem te redden. De schrijver houdt het echter op de weergave van Voltaires huisgenote Denis, die stelt dat Voltaire „als een nachtkaars was uitgegaan.”

Na de Franse Revolutie wordt Voltaire in 1791 plechtig in het Panthéon bijgezet, naast zijn oude school waar hij de jezuïtenopleiding volgde. Op het bed staan de woorden: „Als dichter, filosoof en geschiedschrijver verhief hij de menselijke geest en bereidde ons op de vrijheid voor.”

De betekenis van Voltaire ligt volgens Pearson hierin dat de beginselen van vrijheid, verdraagzaamheid en gerechtigheid in de moderne westerse samenleving mede tot stand gekomen zijn door ”philosophes” als Voltaire.

Atheïst?
Alister McGrath zegt in zijn recente boek ”De ondergang van het atheïsme” (vertaald in 2006) dat Voltaire geen atheïst was, maar vooral een criticus van de corrupte kerk. Zelf was hij veeleer een overtuigd deïstisch vereerder van een opperwezen en verfoeide hij het atheïsme.

Voltaire behoort in ieder geval tot een van de felste verlichtingsgeesten die genoemd worden in ”Ongeloof en revolutie” van Groen van Prinsterer. Deze christenhistoricus heeft erop gewezen hoe denkbeelden van Voltaire en anderen onvermijdelijk hun desastreuze invloed hebben gehad op de samenleving. Dat ideeën nooit vrijblijvend zijn maar ook doorwerken in de bredere verbanden van het leven, is in de Franse Revolutie na Voltaire wel duidelijk gebleken.

Het lezen van Voltaire scherpt ons inzicht in de tijdgeest die in Voltaires werk openbaar komt en waarvan we tot op de dag van vandaag de wrange vruchten plukken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer