Kuyper in de taal van een libertijns pamflet
Titel: ”Abraham Kuyper. Een biografie”
Auteur: Jeroen Koch
Uitgeverij: Boom, Amsterdam, 2006
ISBN 9085062489
Pagina’s: 665
Prijs: € 39,50.
De meest complete levensbeschrijving van Abraham de Geweldige dateert van lang geleden: Piet Kasteel schreef in 1938 ”Abraham Kuyper”. Vanaf morgen ligt een moderne biografie in de winkel. Jeroen Koch werkte er zes jaar aan, nadat hij eerst had geroepen: „Kuypers wereld was, persoonlijk en professioneel, evident de mijne niet.” George Puchinger had zijn laatste levensjaren willen wijden aan drie grote taken. Boven aan de lijst stond de uitgave van de briefwisseling tussen Kuyper en Idenburg. Ze is verschenen in 1985. Nummer twee betrof de voltooiing van de boekenserie over de kabinetsformaties ten tijde van Colijn. Dat werk heeft hij in 1993 kunnen afsluiten.
Toen restte nog het derde grote project: de biografie van Kuyper. Ze heeft in 1987 een veelbelovende start gemaakt met het eerste deel, ”De jonge Kuyper (1837-1867)”, dat echter ook het laatste gebleven is. Er hadden nog vele delen moeten volgen.
Puchingers werk bleef onvoltooid achter en versterkte het verlangen naar een volledige biografie. Maar wie zou daarvoor moeten zorgen?
Geen beginnerswerk
Het profiel van een kandidaat-auteur laat zich wel schetsen. Zo’n man -of zo’n vrouw, al zijn die schaars onder de Kuyperkenners- dient te beschikken over ruime kennis van het politieke en kerkelijke leven in de negentiende en vroege twintigste eeuw. Hij mag geen vreemdeling zijn in het staatsrecht en moet zich uitstekend thuis voelen op het terrein van de theologie. Hij kan beter niet te jong zijn, want een Kuyperbiografie is geen beginnerswerk. En al helemaal niet te oud, om te voorkomen dat het opnieuw bij een torso blijft.
De Stichting Dr. Abraham Kuyperfonds heeft langs die lijnen gezocht, maar is niet geslaagd. Toen probeerde ze het in een wijdere kring. Daar vond ze de Utrechtse germanist Jeroen Koch, wiens schrijf- en onderzoekservaring ligt op het veld van de twintigste-eeuwse litteratuur. Koch was niet te jong en niet te oud, maar voldeed verder aan geen van de genoemde voorwaarden.
Zijn opdrachtgevers hebben dus veel risico’s genomen. Ze deden een bestelling op krediet, en zochten een leverancier uit die alle grondstoffen voor het verlangde product nog in huis moest halen en geheel onervaren was in de bereiding van zulke waar. Zo gaan we in het dagelijks leven meestal niet te werk. Moeilijke opgaven vertrouwen we toe aan een expert. Het lijkt onaannemelijk dat we in de wetenschap onbezorgd van die regel kunnen afwijken. Geschiedschrijving is geen kinderspel.
Vreemd gebleven
Wat een Kuyperbiograaf te doen staat valt gemakkelijk aan te geven, want Kuypers levensgang is voldoende bekend: een dominee die de Nederlandse geschiedenis in nieuwe banen heeft geleid. Onbetekenend en achtergesteld ten tijde van Groen van Prinsterer, werden de gereformeerden dankzij Kuyper een macht in het land. Kuyper wilde hen activeren en mobiliseren, en is daarin ook geslaagd. Hij gaf hun een kerk, een partij, een krant en een universiteit. Steeds was Kuyper zowel de initiatiefnemer als de voornaamste uitvoerder. Zijn lot en dat van het gereformeerde volk, de calvinisten, raakten onlosmakelijk met elkaar verbonden. We kunnen de een niet kennen zonder de ander. Daar zal de biograaf zich op moeten instellen.
We hoeven niet lang in Kochs boek te lezen om er achter te komen dat hij daartoe niet in staat is. De auteur heeft zich ten doel gesteld in beperkte tijd de biografie te schrijven van een man wiens persoon en wereld hem onbekend waren. Bij de enorme omvang van Kuypers schriftelijke nalatenschap is dat eenvoudig een onmogelijke opgave.
Koch is niet werkelijk vertrouwd geraakt met de materie. Ten eerste heeft hij door de nood gedwongen slechts een betrekkelijk klein aantal bronnen gebruikt. Ten tweede zijn de mensen die in deze bronnen aan het woord komen hem vreemd gebleven.
Clichédenken
Dat treft ons al dadelijk bij Kuypers contacten met zijn voorganger Groen van Prinsterer. Koch heeft hun correspondentie gelezen en citeert er veel uit. Maar Groens werk kent hij niet. Anders kon hij toch onmogelijk beweren dat diens geschriften zich kenmerken door „de afgemeten precisie van de jurist.” Zo’n oordeel kan niet op waarneming berusten.
Nu goed, dit is geen boek over Groen. Deze misslag kan men de auteur vergeven, als hij er wel in slaagt zijn eigen hoofdpersoon scherp in beeld te brengen. Maar dan wekt het toch verbazing Kuyper getypeerd te zien als de propagandist „van een kunst en genot verwerpend calvinisme.” Die stelling is trouwens met het boek zelf in tegenspraak. Ze is meer een antikuyperiaans cliché dan uitkomst van onderzoek, terwijl onderzoek toch mede dienen moet om clichés op te ruimen.
Het meest krasse voorbeeld van clichédenken vind ik echter de achteloze manier waarop Koch omgaat met de voor Kuyper zo centrale these dat alle wetenschap berust op geloof. Op die gedachte heeft de Vrije Universiteit driekwart eeuw lang gesteund. Alles wat Koch ermee doet is ons in een half zinnetje meedelen dat die opvatting onjuist is. Dat is interessant voor lezers die aan Kochs meningen belang hechten. Maar ook zij zullen dan toch in een Kuyperbiografie vooral willen vinden hoe Kuyper tot deze opvatting kwam, en welke gevolgen ze gehad heeft voor het gereformeerde leven.
Somalisch accent
Daarmee raken we, denk ik, het hoofdprobleem. Koch heeft geen zicht op dat gereformeerde leven. Wel maakt hij ons op haast elke bladzijde duidelijk dat de gereformeerde wereldbeschouwing zijn goedkeuring moet missen. Koch benadert het calvinisme ongeveer zoals de superieure negentiende-eeuwse westerling die glimlacht over de dwaze afgoderij van primitieve inboorlingen.
Dan heb je het bijvoorbeeld over „de troosteloosheid van de predestinatieleer”, of over „het Heidelbergse gesomber van de calvinistische orthodoxie.” Je beluistert in de partijnaam antirevolutionair „de orthodox-christelijke obsessie met het kwaad.” Je zegt dat „de door bijbelse taferelen gevoede voorstellingswereld van Kuypers aanhang doordesemd was van de willekeur van een gramstorige God.” Je vindt in Paulus’ brief aan de Romeinen „die typisch overtollige fraseologie van de bijbel.”
Je noemt het een bewijs van onverdraagzaamheid dat Kuyper er zijn broer ernstig op aansprak toen die het christendom vaarwel zei. En ten slotte, als Abraham Kuyper en Jo Schaay in hun verlovingstijd met elkaar dikwijls corresponderen over hun geloofsbeleving, vat je dat in eigen woorden kort en bondig samen: „hun brieven werden voor een groot deel gevuld met religieuze tobberijen.”
Dat is de taal van een libertijns pamflet - Nederlands met een Somalisch accent. Wetenschap spreekt anders. Zo kan men geen recht doen aan het verleden. Wie een boek wil schrijven over een onderwerp dat hem vreemd is maar helaas de tijd mist er studie van te maken, heeft geen redelijke kans van slagen. Deze biografie is waar noch waardig. Een overbodig boek, even arm aan informatie als aan leesgenot.