In memoriam: Karel Appel (1921-2006)
ZURICH - Een van zijn beroemdste uitspraken luidde: „Ik rotzooi maar wat aan.” Karel Appel was inderdaad geen fijnschilder. Een documentaire uit 1961 toont hem in woest gevecht met de materie. „De rauwe schilderslik, daar gaat het om.”
Appel was een uitgesproken voorbeeld van een individualistisch ingestelde kunstenaar, die een hoge mate van onafhankelijkheid en oorspronkelijkheid nastreefde. Bij de viering van zijn 80e verjaardag in 2001 benadrukte hij dat de essentie van het schilderen voor hem bestond in het vernieuwen. „Het vinden van steeds nieuwe wegen, dóórgaan, dat is voor mij het belangrijkste.”In een gesprek met directeur R. Fuchs van het Stedelijk Museum omschreef Appel zichzelf toen als een expressionist van het zuiverste water. „Pure schilderkunst, dat is emotie overbrengen. Een potje verf kost niks, is niks, maar wat je ermee doet: dat is het schilderstalent, het sentiment overbrengen aan de wereld via de schilderkunst.” En: „Mijn schilderkunst is alleen maar gebaseerd op emotionaliteit, op de ontroering van het leven, van de mens.”
Appel heeft altijd een onbedwingbare behoefte gehad zich te bevrijden van elke binding aan het verleden. Mogelijk speelde de Tweede Wereldoorlog daarbij een beslissende rol. „Ik moest na de oorlog opnieuw beginnen”, zei hij vijf jaar geleden.
De diepste drijfveer zal te vinden zijn geweest in Appels innerlijk, zijn hijgen naar ongebondenheid. „Bevrijd van alle traditie die ik kende, van wat ik ervoor heb geleerd en heb gezien. Dat heb ik weggegooid. Ik heb ook gezegd: schilderen is het voorafgaande vernietigen. Om dus helemaal vrij en nieuw te staan voor mijn witte doek of het witte vel papier.”
De kapperszoon Karel Christiaan Appel werd op 25 april 1921 geboren in de Amsterdamse Dapperbuurt. Vlak voor de oorlog moest hij het huis uit, omdat hij wilde gaan schilderen. Hij leefde een tijdlang als een clochard op straat. In 1997 schatte het blad Quote zijn vermogen op 65 miljoen gulden.
In 1940 begon Appel op de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten, waar hij Constant en Corneille ontmoette. Dat leidde tot de oprichting in 1948 van de Nederlandse Experimentele Groep. Appel zou ook medeoprichter worden van het grensverleggende gezelschap CoBrA (Copenhagen, Brussel, Amsterdam).
Na de oorlog vertrok Appel naar Parijs. „In Nederland was ik toen een verschoppeling. Niet alleen moesten ze niets hebben van vernieuwingen in de kunst, maar überhaupt niet van schilderkunst, van artiesten.” Een klein beetje gelijk had hij wel. Zo had de gemeente Amsterdam hem in 1949 een grote opdracht gegeven voor het maken van een kunstwerk in de bedrijfskantine. Op de schildering ”Vragende Kinderen” die Appel maakte kwamen echter zo veel negatieve reacties, dat het moest worden afgedekt en pas tien jaar later weer tevoorschijn kon komen.
Aanvankelijk werkte Appel veel met collages van gevonden voorwerpen. Vanuit de primitieve CoBrA-kunst ontwikkelde hij een vorm van ”action painting”, een spontane manier van schilderen, maar met toepassing van figuratieve elementen. Zijn internationale doorbraak begon rond 1953, toen zijn werk te zien was op de Biënnale van Sao Paulo.
Appel is zijn hele leven bezig geweest met experimenteren. „Des te ouder ik word, des te sneller vernieuw ik”, zei hij nog niet zo lang geleden. „Ik leef met elan en enthousiasme, dat zie je aan de kleur.” Hij voegde er echter aan toe dat alle ellende van de wereld ook zijn weerslag vond in zijn werk. Dat laatste blijkt onder meer uit de in New York gemaakte serie ”Crime Paintings” uit 1980: bewogen, expressieve voorstellingen over de armoede en het geweld van de stad.
In de loop van jaren zestig veranderde het karakter van zijn werk: hij schilderde óf volledig abstract óf uitgesproken figuratief. De kleuren werden fel, dun en gelijkmatig in vlakken opgebracht. Behalve schilderijen, gouaches en litho’s maakte Appel in die tijd grote, felgekleurde beelden en reliëfs van hout, aluminium en polyester.
In de jaren ’70 werd het schilderijachtige karakter van zijn werk belangrijker. Hij deed opnieuw van zich spreken met landschappen, stillevens en portretten, opgebouwd uit parallelle verfstreken in allerlei richtingen, die motieven en kleuren reflecteren van de plaatsen en streken waar hij werkte: Toscane, Monaco, New York.
Rond 1990 schilderde Appel veel vrouwelijke en mannelijke naakten naar model, in zwarte of witte verfslierten, direct uit de tube of in krachtige, kleurige verfstreken. Hij maakte de wandschildering ”E55” in Rotterdam (1955) en zes gebrandschilderde ramen voor de Paaskerk in Zaandam.