Geloofsgetuigenissen van jongeren
Titel: ”Ik geloof!”
Auteur: Willemien Vogel en Jos van Gent (red)
Uitgeverij: Groen, Heerenveen, 2005
ISBN 90 5829 610 5
Pagina’s: 82
Prijs: € 12,50.
Werkt God nog wel in deze tijd? Vooral onder ouderen valt van tijd tot tijd de bezorgde verzuchting te horen, „dat er onder de jeugd zo weinig besef van de geestelijke dingen meer is.” Het is echter niet zozeer de vraag of we daarmee de jeugd recht doen, maar of we daarmee de Heere recht doen. ”Ik geloof!” wil een bemoedigend getuigenis zijn van het werk van God in jongerenlevens. In ”Ik geloof!” zijn negen geloofsgetuigenissen van jongeren gebundeld. Het laatste verhaal is van een moslimjongere die tot Christus bekeerd werd, verder hebben alle jongeren een christelijke en kerkelijke opvoeding gehad. Het is een warm, bemoedigend boek geworden.
Dat heeft in de eerste plaats te maken met de eerlijkheid waarmee elke jongere zijn verhaal vertelt. Waar de één een leven in de zonde (muziek, seksverslaving) tegen beter weten in niet wilde loslaten, bleef een ander hardnekkig vasthouden aan de gedachte dat we door eigen vroomheid en gerechtigheid het eeuwige leven kunnen verdienen. De een ging linksom met een boog om Christus heen, de ander rechtsom. In alle gevallen wordt het dan ook als een genadig ingrijpen van God beleden, dat Hij dit ongeloof en deze onbekeerlijkheid doorbrak. En hoe verschillend zijn de middelen die Hij gebruikt!
Een andere eerlijkheid die me trof, is de beschrijving van het leven met de Heere. De jongeren spreken, naast zekerheid, van strijd en aanvechting. Wie met de Heere mag leven, wordt kruisdrager en leert een strijd kennen tegen de wereld, de duivel maar vooral tegen het eigen (goddeloze of vrome) vlees. Zo liggen de drie stukken uit vraag en antwoord 2 van de Heidelberger Catechismus ook in het leven van deze jongeren voortdurend door elkaar heen verweven.
Vertroostend
In de tweede plaats gloeit en boeit dit boek door het ”Soli Deo gloria”. Al deze jongeren belijden dat alleen de Heere de eer toekomt voor de verandering in hun leven. Ook om zijn bekering is de mens niet te prijzen. Dat heeft tegelijkertijd iets vertroostends: niet wij hoeven het te doen, maar de Heere doet het. Hij werkt datgene wat wij zelf niet kunnen werken. Hier ligt voluit de kern van ”Ik geloof!”: tegenover allerlei theorieën en theologieën waarin wij op onszelf worden teruggeworpen, worden wij in dit boek helemaal op de Heere en Zijn onwankelbare beloften geworpen.
Het is meer dan verrassend en verblijdend dat het voor veel jongeren een ware ontdekking en bevrijding is dat ze hun reinigmaking en zaligheid buiten zichzelf in Jezus Christus mogen zoeken. Deed Luther niet ooit dezelfde ontdekking tegenover een theologie waarin een mens wat moet zijn, hebben of kunnen om zalig te worden? Dit boek is daarom een vertroostend voorbeeld van de wijze waarop „de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof” in het persoonlijk geestelijk leven tot fundament wordt.
Het schrijnende is, dat sommige jongeren aangeven dat zij dit van huis uit of vanuit het (reformatorisch) onderwijs niet hebben meegekregen. Ze wisten niet dat ze onvoorwaardelijk op de beloften van het Woord (hun verzegeld in de heilige Doop) mochten pleiten. Nog schrijnender is dat zij hier en daar op het ongeloof en de afwijzing stuiten van mensen die hun verhaal niet als bekering willen typeren.
Dat roept grote vragen op: hoeveel struikelblokken en hindernissen leggen wij ook onze jongeren op de weg voordat ze tot Christus kunnen komen? Hoe vaak maken wij ons schuldig aan het gebod van Christus, ”en verhindert ze niet”, omdat wij jonge zielen in de weg staan? Hier vinden we, door Gods genade, jongeren die wél tot een levend geloof kwamen. Maar hoevelen zijn onder dezelfde opvoeding, dezelfde prediking en hetzelfde onderwijs innerlijk afgehaakt of terecht gekomen in het evangelische vaarwater?
Bemoedigen
Het is de intentie van de auteurs om door deze verhalen andere jongeren te bemoedigen en aan te sporen om de Heere te zoeken terwijl Hij te vinden is. Het geheim hóe Hij werkt, laten wij eerbiedig staan - maar de troost dát Hij werkt, moet worden onderstreept. Ik wens het boek daarom in de handen van heel veel jongeren. Ik wens het echter ook in de handen van heel veel ouders en ouderen. Wij weten doorgaans veel te weinig van de geestelijke worstelingen van onze jeugd af en zeggen daarom soms ál te makkelijk dat de jeugd van geloof en bekering zo weinig weet. Zou ook het omgekeerde waar kunnen zijn?