Cultuur & boeken

Vijftig jaar bisdom Groningen toont veranderd Rome

Titel: ”Katholiek leven in Noord-Nederland 1956-2006. Vijftig jaar bisdom Groningen”, red. Tjebbe T. de Jong
Uitgeverij: Verloren, Hilversum, 2006
ISBN 90 6550 901 1
Pagina’s: 460
Prijs: € 29,-.

K. van der Zwaag
3 May 2006 08:10Gewijzigd op 14 November 2020 03:43

De geschiedenis van het bisdom Groningen zal een reformatorisch lezer niet zo veel zeggen. Wel is het interessant om te lezen hoe het rooms-katholicisme zich in de noordelijke Nederlanden heeft ontwikkeld en hoe Rome de laatste vijftig jaar is veranderd. Friezen en Groningers verheugen zich nog niet lang in een eigen bisschopszetel. Toen het rooms-katholicisme in de zeventiende eeuw verboden werd, werden de rooms-katholieken in de Republiek bestuurd door zogenaamde apostolische vicarissen. Nadien vielen rooms-katholieken in het noorden tot 1853 onder de nuntius te Brussel.

Het herstel van de bisschoppelijke of kerkelijke hiërarchie in 1853 door paus Pius IX -wat leidde tot het felle protest van de Aprilbeweging- bracht de roomsen weer onder Utrechts bestuur. Utrecht, de oude zetel van Willibrord, werd opnieuw de plaats van de aartsbisschop (momenteel in de persoon van kardinaal Simonis). Haarlem, Den Bosch en Roermond kregen weer bisschopszetels, in Breda kwam er een nieuwe zetel bij. De noordelijke provincies vielen echter onder het geografisch vergelegen Utrecht.

Volkomen onverwacht kregen de drie noordelijke provincies en de Noordoostpolder in 1956 hun eigen bisschop. De formele stichtingsdatum van het bisdom was 2 februari 1956. Interessant is het om de motivering te lezen. De ’Heilige Stoel’ wilde overgaan tot herverdeling van de bisdommen om „beter toegerust te zijn voor een continue vooruitgang van het katholieke geloof.” In dat jaar kreeg ook Rotterdam een nieuw bisdom, wat het totaal aantal bisdommen op zeven bracht.

Het vijftigjarig bestaan van het bisdom Groningen is de aanleiding van een jubileumuitgave. Het eerste hoofdstuk, van de hand van Harm Oldenhof, geeft een goed overzicht van het rooms-katholicisme in de Nederlanden door de eeuwen heen, te beginnen bij Willibrord. Daarna volgen beschrijvingen van allerlei deelonderwerpen van het bisdom Groningen. Interessant is te zien hoe de Rooms-Katholieke Kerk zich in die tijd heeft ontwikkeld. Secularisatie en geloofsafval gingen ook de kerk van Rome niet voorbij.

De kerk weerstond aanvankelijk de roep om vernieuwing, zoals die sinds Vaticanum II (1962-1965) gestalte kreeg. De voorgestelde vernieuwingen werden niet voetstoots doorgevoerd. De zogeheten pastorale raden kregen een belangrijke taak, voortbouwend op de gedachte van Vaticanum II dat hiërarchie een dienende functie heeft. Het praktisch monopolie van het universele bestuur van de kerk door de paus moest worden ingebed in een collegiaal bestuur van bisschoppen.

Het boek laat iets zien van het ”rijke roomse leven” direct na de Tweede Wereldoorlog. Tot even na de oorlog werd van een goed rooms gezin verwacht dat een van de kinderen priester, broeder of non werd. Priesterkandidaten werden meestal gerekruteerd uit de misdienaars en gingen naar het seminarie. In de laatste vijftig jaar zijn bijna alle reguliere geestelijken (verbonden aan een kloosterorde) verdwenen. In de afgelopen twintig jaar zijn er nauwelijks nieuwe reguliere priesters in het bisdom gekomen. Formeel hebben in 2005 de augustijnen, dominicanen en karmelieten geen vestiging meer in het bisdom. De laatste dominicaan is in 2005 overleden…

Ook de liturgie veranderde. Vroeger werd er gezongen, gebeden en gecelebreerd in het Latijn, terwijl de priester -met de rug naar de hoorder toe- naar het altaar keek. „De liturgie mocht niet langer een onbekend ritueel van de priester zijn, waar de gelovigen op afstand in meeleven, maar moest uitdrukking zijn van een concrete geloofsgemeenschap.” Later werd de heilige communie niet alleen op de tong uitgereikt, maar op de hand. Het sacrament kwam letterlijk in handen van de leken.

Door de terugloop van geestelijken moesten steeds meer pastoraal werkers of leken ingezet worden. Dat gaf de nodige spanningen, want Rome was beducht voor te veel inbreng van leken én de pastoraal werkers hadden geen wijding ontvangen en mochten dus niet de sacramenten bedienen. Het probleem deed zich onder meer voor bij het sluiten van huwelijken en het leiden van begrafenissen. Pas in 1984 kregen pastoraal werkers een eigen rechtspositieregeling.

In 1997 kwam het Vaticaan met een instructie over de taken die aan leken kunnen worden gegeven in het pastorale werk. Hierin wordt gewaarschuwd voor de toenemende vervaging tussen priesters en leken, door de medewerking van leken aan de dienst. De titel ”pastor” is immers alleen voorbehouden aan geestelijken. Een niet-gewijd gelovige mag een dienst leiden, maar heeft daarvoor een speciaal mandaat van de bisschop nodig.

Het laatste hoofdstuk in het boek is geschreven door de huidige bisschop, dr. W. Eijk. Hij staat stil bij het thema ”katholieke identiteit”. Hij constateert een omslag in de jaren zestig. „Elk weekend zag je met het blote oog minder mensen in de kerk.” In 1965 trok de hoogmis in de voormalige Sint-Martinuskathedraal te Groningen nog slechts 45 mensen. Het schort bij veel rooms-katholieken aan „een doorleefde, bewuste katholieke identiteit.” Eijk spreekt van „de algemene koudwatervrees voor een identiteit die van bovenaf door een instituut als de Kerk zou worden opgelegd.” De kerk wil echter geen visie „opleggen”, schrijft hij, maar „voorhouden.” De diepste identiteit vinden we alleen in de drie-enige God. Bovendien is katholieke spirituele identiteit ook geen eenheidsworst.

Eijk constateert terecht een mechanisme dat bij alle kerken geldt. De uiterlijke organisatie van een kerk kreeg prioriteit boven de innerlijke spiritualiteit, schrijft hij. Vandaar dat het praktiseren van de kerkgang ineens wegvalt als de inhoud gaat ontbreken. Wie zal een dergelijk verschijnsel ook bij andere kerken niet waarnemen?

Eijk stelt -duidelijk rooms-katholiek- dat religieuze gemeenschappen voor het leven van het bisdom onmisbaar zijn. In het nieuwe bisschopshuis aan de Ubbo Emmiussingel in Groningen zijn al kamers ingericht voor een eventuele kleine gemeenschap van zusters. Een comeback van het oude religieuze leven? Het lijkt me onwaarschijnlijk.

Het boek is objectief geschreven. Soms zag ik een wat subjectieve weergave als gesproken wordt over „de rebellie tegen het verplichte celibaat door priesters en religieuzen die tot voor kort het gezagsgetrouwe kader vormen.” Maar dergelijke zinnen zijn uitzonderingen. Het werk opent onze ogen voor een kerk die zich wereldwijd manifesteert, maar waarvan de triomfalistische allure, althans in Nederland, verdwenen is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer