Dat blijkt uit een brief van de minister woensdag aan de Tweede Kamer.De IOB stelt dat ontwikkelingshulp „te weinig" bij de armen terecht komt, terwijl structurele armoedebestrijding het belangrijkste doel is van het beleid. In de meeste sectoren waar Nederland samenwerkt met de overheid lukt het te weinig om armen effectief te bereiken.

Van Ardenne stelt daar tegenover dat haar beleid van investeringen in de centrale overheid op de lange termijn leidt tot een duurzame aanpak van de armoede. IOB onderkent dat maar schrijft dat de keerzijde is dat „in ieder geval op de korte en middellange termijn, ingeleverd werd op de armoedefocus van de hulp".

Bovendien is de armoedebestrijding in het beleid van Van Ardenne „sterk afhankelijk van de politieke wil" van de overheid in het ontwikkelingsland geworden. Als een regering niet de capaciteit heeft voor armoedebestrijding of er geen prioriteit aan geeft, komt er weinig van terecht. Vooral arme, marginale regio’s zijn daarvan vaak de dupe.