„Provincies klaar voor plattelandsbeleid”
UTRECHT - Het platteland is niet langer alleen een zaak van het Rijk, maar vooral van provincies, gemeenten en waterschappen, bepaalde minister Veerman van Landbouw eind 2004. In zijn Agenda Vitaal Platteland staat wie voortaan wat doet. De Kamer sprak er woensdag over, onder meer met de provincies. „Wij zien de plannen heel erg zitten.”
Boer en tuinder, let op je zaak, zei Veerman in deze krant bij de presentatie van de Agenda Vitaal Platteland. Omdat lagere overheden zoals provincies, gemeenten en waterschappen meer te zeggen krijgen over de inrichting van het landelijk gebied, riep hij agrariërs op om zitting te nemen in de lokale besturen.Dat pleidooi is bij boerenorganisatie LTO Nederland in goede aarde gevallen. „Wij moedigen mensen ook aan hun verantwoordelijkheid te nemen”, licht vicevoorzitter J. Heijkoop toe. Hij voerde woensdag namens LTO het woord in de Kamer. Volgens hem is de agrarische sector ruim vertegenwoordigd in bijvoorbeeld gemeenteraden en besturen van politieke partijen.
VVD, CDA en SGP tellen verhoudingsgewijs de meeste agrariërs. Bij de ChristenUnie is dat aantal minder. „Daar merk ik af en toe een spanningsveld tussen enerzijds de boerenbelangen en anderzijds de milieu- en natuurbelangen.” De balans valt lang niet altijd positief uit voor boeren, stelt Heijkoop vast, „al gaat het de laatste een, twee jaar beter.”
Hij denkt dat de ChristenUnie soms bewust kiest voor een progressief profiel op sociale- en milieukwesties. „Het valt me op dat SGP en CDA op grond van hun overtuiging in landbouwzaken vaak tot andere conclusies komen dan de ChristenUnie. Die lijkt meer op GroenLinks.”
Utrechts gedeputeerde drs. J. P. J. Lokker, die woensdag het Interprovinciaal Overleg vertegenwoordigde bij het gesprek met de Kamer, vindt de oproep van Veerman aan boeren „begrijpelijk.” Toch wil hij er een paar kanttekeningen bij plaatsen. „Boerenbelangen hoeven niet altijd door boeren zelf te worden behartigd. Dat kunnen anderen ook doen. Het is ook niet de bedoeling dat de Provinciale Staten uitsluitend een verzameling deelbelangen wordt.”
Hij kan zich overigens goed vinden in de nieuwe rolverdeling tussen Rijk en lagere overheden bij de inrichting van het landelijk gebied. Lokker deelt van harte Veermans visie dat overheden die het dichtst bij burgers en boeren staan, het beste vorm kunnen geven aan plattelandsbeleid. De provincies „zien de plannen heel erg zitten”, stelt hij. Ze zijn volgens hem goed in staat samen met gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en boeren werk te maken van het platteland.
Daar is veel te doen, blijkt uit de voornemens van Veerman. Voor 2018 moet 275.000 hectare nieuwe natuur zijn aangelegd. Er moeten twintig nationale landschappen komen. In totaal moet er over zes jaar 4500 kilometer wandelpad zijn aangelegd, 3560 kilometer fietspad en 4400 kilometer vaarweg. Daarnaast moet 10 procent van het landbouwareaal in 2010 biologisch zijn.
De ruimte voor provincies om naast de rijksplannen ook met eigen voorstellen te komen, is nog klein, aldus Lokker. „Het Rijk wil zich nog te veel bemoeien met allerlei details, maar het wordt beter.”
Zijn provincie concentreert zich tussen 2007 en 2013 onder meer op de vijf nationale landschappen die binnen haar grenzen liggen. „Die staan prominent op de agenda, hoewel er nog volstrekt te weinig rijksgeld voor is.”
Dat is voor de gedeputeerde echter geen reden om bij de pakken neer te zitten. „Er is genoeg geld om nu op de verschillende terreinen aan de slag te gaan. Een volgend kabinet krijgt van ons wel te horen dat we meer geld nodig hebben.”
LTO-bestuurder Heijkoop vindt het echter „onverantwoord” dat er te weinig geld beschikbaar is voor de plannen. „Het is van tweeën een: of je stelt de ambities bij, of je geeft meer geld.” Hij roept provincies op boeren zo goed mogelijk te betrekken bij hun plannenmakerij.
Dat gebeurt al, verzekert Lokker. „Bij het opstellen van onze plannen voor 2007-2013 hebben we ook boeren uitgenodigd mee te denken. Dat heeft er onder meer in geresulteerd dat kavelruil in bepaalde gebieden prominent naar voren is gekomen.”
Het afgelopen jaar en dit jaar konden Rijk, provincies en gemeenten alvast oefenen met de nieuwe taakverdeling. Er bleken nog wel wat knelpunten te zijn, aldus Lokker. Zo moesten de Haagse departementen leren om de lagere overheden niet meer precies voor te schrijven hoe ze wat moeten doen. De gemeenten bekeken het platteland voornamelijk als potentieel bouwgebied, terwijl het ook een recreatiegebied voor stedelingen is. De provincies op hun beurt moesten eraan wennen niet alleen beleid op te stellen, maar ook te gaan werken aan de uitvoering ervan.
Die knelpunten zijn overkomelijk, oordeelt Lokker. Hij is enthousiast over de Agenda Vitaal Platteland. „De provincies staan klaar om afspraken met het Rijk te maken. Dat gaat voor eind dit jaar zeker lukken.”