Adel telt niet meer aan het hof
Mede Titel: ”Vertel dit toch aan niemand. Leven aan het hof”
Auteur: Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra
Uitgeverij: Mouria, Amsterdam, 2006
ISBN 90 458 4862 7
Pagina’s: 240
Prijs: € 18,50.
Eeuwenlang omringde hofadel de Oranjes. Sinds de Tweede Wereldoorlog is die band losser geworden. Tegenwoordig trouwen prinsen met burgermeisjes. De nazaten van de oude hofadel snappen dat niet, zo blijkt in een vorige week gepubliceerd boek over freule Henriëtte van de Poll (1853-1946), hofdame van koningin Emma. „Ik ben blij dat ik Laurentien en Mabel nooit een hand heb hoeven geven, want dat ”prinses” krijg ik moeilijk over mijn lippen.” „Henriëtte van de Poll werd op de ochtend van de 1 februari 1880 wakker in een vreemd bed. Ze had afscheid genomen van haar vader en moeder. Het was alsof ze ging trouwen. Maar anders dan een bruid ging ze geen eigen bestaan opbouwen. En anders dan een bruid ging ze zich niet verbinden aan een echtgenoot, maar aan een echtpaar: koning Willem III en zijn echtgenote, koningin Emma. Henriëtte werd hofdame.” Zo begint het boek ”Vertel dit toch aan niemand. Leven aan het hof”, van de historici Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra. Het boek werd donderdag gepresenteerd in het voormalige paleis van koningin Emma aan de Lange Voorhout in Den Haag.
Henriëtte van de Poll redde met de benoeming aan het hof de eer van de statusbeluste familie. Na veel moeite had vader Van de Poll in 1875 een adellijke titel weten te regelen voor zijn geslacht. De familie telde desondanks niet erg mee. Vader werkte ’slechts’ bij de belasting. Hij liep constant met de vraag: Hoe kan ik hoger op de sociale ladder komen? Het verzoek aan zijn dochter om hofdame te worden was het mooiste geschenk dat hij in dat opzicht kon krijgen, stelt Daniela Hooghiemstra, een van de auteurs van het toegankelijke boek.
Hoe ontdekte u Henriëtte van de Poll?
„Ik schreef al een tijdje voor NRC Handelsblad over het hof; samen met collega-auteur Dorine Hermans. Wij waren eigenlijk altijd bezig met het hofleven en wilden er meer van weten. Er is echter moeilijk een vinger achter te krijgen. Betrokkenen praten er niet zomaar over.
Toen stuitten we op een boekje van René Cleverens waarin de brieven van hofdame Henriëtte van de Poll stonden. Die brieven vertelden heel gedetailleerd hoe het in de tijd van koningin Emma toe ging aan het hof. Daar stond dus eigenlijk afgedrukt wat wij graag wilden weten. De brieven waren door alle details niet zo toegankelijk. Tussen de regels door stuitten wij echter op veel interessante dingen. Wij zijn er toen ingedoken en zijn onderzoek gaan doen in het familiearchief dat in Zeist ligt.” Een schat aan informatie bleek dat te zijn.
Wat was Henriëtte van de Poll voor een dame?
„Op het eerste gezicht kan Henriëtte van de Poll overkomen als een vrouw zonder mening die geheel is toegewijd aan haar werk. Dat beeld bestrijd ik. Nee ze is geen pop met ledematen, zoals biograaf van Wilhelmina Fasseur bij de presentatie van ons boek stelde. Ze is geen saaie vrouw. Ze had eigenwijze opinies, gevoel voor het leven en genoot van de aandacht die zij vanwege haar functie kreeg. Naar de buitenwacht kwam zij wellicht niet zo over. Ze vermeed in het publiek de confrontatie, maar in haar brieven aan haar vader en moeder in Zeist zien we een heel andere vrouw. Daar had zij haar tweede leven. We kijken daar een hoveling in het hart.”
De brieven verhullen niets. Henriëtte bespreekt de bezoekers, keurt hun kleding, verhaalt over spanningen tussen hovelingen. Grote waardering heeft zij voor koningin Emma. Koning Willem III komt er slecht vanaf. Duidelijk wordt dat hij een bullebak is: hard, bot en weinig fatsoenlijk. „Hoe onbegrijpelijk en onmogelijk het ook schijnt (Emma - WH) houdt toch van hem”, schrijft Henriëtte in een brief naar huis.
Oorlog
Het jaar 1885 is cruciaal geweest voor het verloop van het leven van Henriëtte van de Poll, concludeert Hooghiemstra. „Het is het jaar waarin haar broer, student in Delft, zelfmoord pleegt. Henriëtte is dan vijf jaar aan het hof. Uit alles blijkt dat Henriëtte er toen min of meer voor gekozen heeft haar leven geheel in dienst van het hof te stellen en zo het aanzien van de familie in stand te houden. Waarom blijf je er anders 54 jaar?” De dood van koningin-moeder Emma in 1934 betekende het einde van haar dienstverband.
Kort daarna brak de Tweede Wereldoorlog. De oorlog luidde het einde van de hofadel in, stellen Hooghiemstra en haar collega. Koningin Wilhelmina ontmoette in Londen veel gewone Nederlanders die veel voor haar betekenden. Verzetsstrijders en oorlogsveteranen kwamen erg hoog te staan bij de vorstin en kregen hoge functies. Ook koningin Juliana richtte zich meer op deskundige burgers om haar heen dan op de adel. Bovendien ging in de jaren zestig de golf van het gelijkheidsdenken over Nederland.
Met het aantreden van koningin Beatrix in 1980 was het vrijwel afgelopen met de hofadel. De koningin omringt zich met deskundige professionals ondermeer van ministeries. Hooghiemstra begrijpt die keuze wel: „We moeten niet vergeten dat de Oranjes erg lang als het ware onderdrukt zijn door de adel. Hoe voelt dat als er altijd mensen zoals Henriëtte van de Poll om je heen staan die kijken hoe je het doet? Dat heeft iets verstikkends.”
Aha
Van het begin af aan hebben Hooghiemstra en haar medeschrijfster zich afgevraagd hoe het nu zou zijn aan het hof. Nog steeds dezelfde sfeer? Ze concluderen in hun boek van wel: een trouwring van dienaren omringt de koningin. „Het systeem is niet veranderd. Nederland is inmiddels een democratie, maar aan het hof is de koningin nog steeds de koningin.”
Een van de hoffunctionarissen die de brieven van Henriëtte las, had een „aha-belevenis”: „Als je toetreedt tot de dienst Koninklijk Huis, in welke functie ook, word je bijzonder. Althans, zo ziet de buitenwereld het. Dat schept een onderlinge band. Je wordt lid van een soort geheim genootschap dat de schijn moet ophouden. De burgerlijke hofhouding van nu is net zo loyaal en dienstbaar als de adel toen. Men staat altijd klaar, cijfert zichzelf weg, slikt heel veel en zwijgt daarover”, aldus de anonieme bron.
Hermans en Hooghiemstra vroegen zich ook af hoe de adel van nu over het hof en het hofpersoneel denkt. Zij gebruikten daarvoor als leidraad een schilderij van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Naast de jonge vorstin staat koningin Emma en eromheen de hoge hofdienaren. Vrijwel allemaal van adel. Henriëtte van de Poll staat er ook bij.
Hermans en Hooghiemstra gingen op zoek naar de nazaten van die hofdienaren. De nazaten zijn kritisch (zie kader). Zij begrijpen niet dat Koningin Beatrix zich laat omringen door burgers en haar kinderen laat trouwen met meisjes uit de maatschappij. Marilène van den Broek stamt uit een geslacht van timmerlieden en kleermakers, de grootvader van Laurentien Brinkhorst was boer en uitbater van een café, Mabels grootvader was slager en de overgrootmoeder van Máxima kwam in 1900 als arme Italiaanse analfabete aan in Argentinië, zo zochten de auteurs eerder al uit.
De adel voelt zich miskend, zou de lezer van het boek kunnen concluderen. Hooghiemstra nuanceert dat: „Wij hebben maar zo’n veertien nazaten gesproken. Dan kun je nog niet spreken van ”de” adel.” Dat er onbegrip is voor de keuzes van de koningin erkent Hooghiemstra, maar zij wijst ook naar een opinieartikel in NRC Handelsblad van vrijdag waarin jhr. mr. P. van Nispen tot Sevenaer, voorzitter van de Nederlandse Adelsvereniging, nog eens nadrukkelijk stelt dat de band tussen adel en de Koningin nog steeds warm is.
„Het is ons milieu niet meer”
De auteurs van ”Vertel dit toch aan niemand” spraken met nazaten van de hofadel die bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 rond de troon stonden. Hiervan doen zij verslag in het tweede deel van het boek. Enkele citaten.
Anna Maria barones van Hardenbroek, achterkleindochter van een opperkamerheer: „Ik geloof niet dat het nog erg select is, wie daar mogen komen. Beatrix heeft nog een paar hofdames van gelijke tred, Van Loon, Van Karnebeek en Miente Boellaard. Maar een zoon van de koningin die aankomt met een meisje Brinkhorst, dat had je vroeger echt niet kunnen bedenken.” „Ach, zie je, het is eigenlijk ons milieu niet meer.”
Adolphine de Zwart barones van Knobelsdorff, nazaat van een dame du palais van koningin Wilhelmina: „Er zijn toch ook vlotte jonge meisjes onder de adel?” „Ik ben blij dat ik Laurentien en Mabel nooit een hand heb hoeven geven, want dat ”prinses” krijg ik moeilijk over mijn lippen” „Als ik die prinsessenmeisjes zie, denk ik: het is toch gewoon allemaal schijn? Het was al schijn, maar de schijn wordt nu wel heel evident. We gaan langzamerhand toe naar een president.”
Op de grond
Jonkvrouw Henriëtte van de Poll is in de brieven aan haar ouders erg open over wat er aan het hof gebeurt. Een selectie uit haar brieven.
Aan haar moeder: „Verbeeld u dat er gisteren een mevrouw met haar man en dochter bij de koningin kwam, die binnenkomende in haar buigingen verward raakte en na vergeefsche pogingen om op de been te blijven ineens op de grond zat. De koningin was trots op haar eigen, zoo goed als zij zich gehouden had, maar die arme Mevrouw was er zo van ontdaan dat, hoewel zij zeer spraakzaam is, zij gedurende de heele audiëntie niet weer op verhaal kon komen.”
Over koningin Emma: „Die groote eenvoudigheid en natuurlijkheid waarmede de koningin alles zegt, zet mij zoo vreselijk op mijn gemak. Ik geloof dat zij alles zegt precies zooals zij het meent en dat oprechte trekt mij zoo aan.”