Cultuur & boeken

Mysterieuze dichteres uit Amerika

Emily Dickinson is een bijzondere gestalte uit de Amerikaanse literatuurgeschiedenis. Tijdens haar leven werden twee van haar gedichten gepubliceerd, tegen haar wil. Na haar dood vond men massa’s gedichten in haar nalatenschap. Het bleken er zo’n 1700 te zijn. Peter Verstegen vertaalde een ruime keuze daaruit, die twee boekuitgaven zal vullen. Het eerste deel is nu verschenen.

Tjerk de Reus
19 April 2006 09:00Gewijzigd op 14 November 2020 03:40

Emily Dickinson (1830-1886) behoort tot de meest mysterieuze dichters uit de geschiedenis van de dichtkunst. Er zijn natuurlijk veel dichters uit de Oudheid van wie we niets weten, nog veel minder dus dan van Dickinson. Maar juist omdat er wel allerlei fragmentarische kennis bestaat omtrent haar leven én omdat zij een grote, intrigerende erfenis aan poëzie heeft nagelaten, oefent het werk van Emily Dickinson al jarenlang grote aantrekkingskracht uit op literatuuronderzoekers.Vestdijk was in Nederland vermoedelijk een van de eersten die in ons taalgebied serieus aandacht vroeg voor haar werk, met een uitvoerig essay in zijn bundel ”Lier en lancet” (1939). Het heeft tot 2005 geduurd voordat er een forse verzameling uit Dickinsons werk het licht zag in een Nederlandse vertaling. Maar nu is het dan ook goed voor elkaar: de keuze is ruim, de overzetting uitstekend, de toelichtingen verhelderend en dienstbaar aan de teksten.
Geïsoleerd

Emily Dickinson woonde in Amherst in de Amerikaanse staat Massachusetts in het huis van haar ouders. Ze leidde een geïsoleerd leven. Ze had wel contacten met de buitenwereld, maar hoofdzakelijk bevond ze zich op haar kamer waar ze -zonder dat haar familieleden ervan wisten- aan haar poëzie werkte. In haar correspondentie zijn een kleine tweehonderd gedichten aangetroffen, zodat je niet kunt zeggen dat ze haar dichterschap compleet verborgen heeft gehouden of heeft willen houden. Met diverse personen onderhield zij correspondentie over literaire en levensbeschouwelijke zaken. Maar toch was na haar dood de verbazing groot: er werden vele geordende mappen gevonden met gedichten van haar hand.

Haar zus Lavinia wilde graag dat Emily’s poëzie uitgegeven zou worden en zij werd daarin bijgestaan door een huisvriendin: Mabel Loomis Todd. Bij het werken aan die uitgave, waarop snel andere zouden volgen, ontstond ruzie. Vermoedelijk had de oorzaak daarvan te maken met jaloezie. In elk geval moest er uiteindelijk een rechtszaak aan te pas komen. Intussen was ook een en ander kwijtgeraakt uit de gedichtenverzameling en was de zorgvuldige ordening die Emily Dickinson had aangebracht gedeeltelijk verloren gegaan. Het effect was dat er tientallen jaren onjuiste bundels circuleerden en dat niemand precies wist hoe het nu zat met de poëzie van Dickinson. Maar ondanks die verwarring was één ding duidelijk geworden, voor alle partijen: de stem van Emily Dickinson is uniek.

Het karakter van haar poëzie is opmerkelijk. Ze schrijft vrijwel zonder uitzondering korte versregels, waarin de zinnen wel afgebroken lijken. Het is poëzie die stamelt, of anders: het meeste ongezegd laat. Vestdijk signaleerde dat het poëzie lijkt die vooral uit „gedichten in aanbouw” bestaat, schetsen van nog te voltooien gedichten. Maar dat laat onverlet dat er een kiem van grote verbeeldingskracht schuilt in deze verzen.
Puriteins

Dickinson wordt gezien als iemand die grote verwantschap had met het puriteinse geloof. In haar leefwereld sprak dat vanzelf. Het hele dorp ging naar een kerk die in de Nederlandse context moeiteloos tot de gereformeerde gezindte zou gerekend worden. Maar dat zegt lang niet alles.

Vestdijk merkt op dat bij Dickinson scepticisme meespeelt, kritiek op dogma’s of vertwijfeling. Ondanks dat zijn er gedichten, schrijft Vestdijk, „die door een grote zekerheid, zo niet omtrent de goedertierenheid van God, dan toch omtrent het bestaan van een hemel of een voortbestaan na de dood gedragen zijn.”

Duidelijk is dat Dickinsons werk gesitueerd moet worden in het grensgebied van geloof en ongeloof. Wat dit betreft, bevindt zij zich levensbeschouwelijk in een heel andere positie dan dichters als T. S. Eliot (1888-1965) en W. H. Auden (1907-1973), die enkele decennia na haar dood opgang zouden maken in de Angelsaksische literaire wereld. Maar dat laat onverlet dat Dickinson met grote gevoeligheid de diepere dingen van het leven heeft verwoord in haar poëzie. De filosofie van Ralph Waldo Emerson (1803-1888), de man van het transcendentalisme, bood haar een instrumentarium om geheimen achter de zichtbare wereld te zien en te verbeelden op een manier die verwantschap heeft met de puriteinse theologie. Zo zijn er meer invloeden op haar werk geweest, maar die zijn beperkt - dankzij haar isolement.

Onder de vele publicaties die over Dickinson zijn verschenen, voegde de Zuid-Amerikaanse literatuuronderzoekster Paola Kaufmann recent een opmerkelijk boek toe: de roman ”Mijn zuster Emily”. Deze roman schreef zij op grond van een over het hoofd gezien dagboek van Lavinia Dickinson. Hierin komt de persoonlijkheid van Emily ter sprake vanuit het oogpunt van haar zus. Dramatisch wordt het hier wanneer er ruzie ontstaat met Mabel Loomis Todd, die de gedichten van Lavinia ter inzage heeft gekregen en gaat uitgeven. De spanningen die hiermee gepaard gaan en de rechtszaak die hieraan een einde maakte, worden uitvoerig weergegeven. Hoewel de roman een interessante bijdrage is aan de beeldvorming rond Emily Dickinson en haar werk, is het lastig te taxeren wat het boek nu precies waard is. Een niet-geromantiseerde editie van Lavinia’s geschriften zal voor kenners onontbeerlijk zijn om conclusies te kunnen trekken.

N.a.v. ”Mijn zuster Emily”, door Paola Kaufmann; uitg. Sirene, Amsterdam, 2005; ISBN 90 5831 367 0; 256 blz.; € 18,95;

”Gedichten”, deel I, door Emily Dickinson; vert. en ed. Peter Verstegen; uitg. Van Oorschot, Amsterdam, 2005; ISBN 90 282 4051 9; 648 blz.; € 34,95.

Eerst, als klein Meisje, bad ik,
Omdat men mij dat zei –
Maar stopte, toen ik raden kon
Wat bidden was – voor mij –

Als ik dacht dat God op zou zien,
Steeds als mijn Kinderblik
In Kinderlijke eerbaarheid
Hem aanzag, lang en strak –

En zei wat ik graag wilde, nu,
Een deel van zijn ver plan –
Raadsel voor mij –
De onderkant
Van zijn Goddelijkheid –

Sinds, in Gevaar, dunkt het mij vaak
Een groot en machtig ding
Als ik zo’n sterke God had
Die mijn bestaan omving

Tot ik het Evenwicht verstond
Dat doorslaat, nu, zovaak –
Balans vinden vergt al mijn tijd –
En duurt – een ogenblik –

Emily Dickinson

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer