Islamrapport
Ga praten. Voer een dialoog. Ook met groepen die alleen maar de taal van kogels en bommen lijken te verstaan, zoals Hamas, Hezbollah en de Moslim Broederschap. Dat is het dringende advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aan de Nederlandse regering.
De rode draad die door het WRR-rapport loopt, is: de islam is meer dan geweld, vrouwenonderdrukking en discriminatie van andersdenkenden. Sterker, de erudiete onderzoekers van de overheidsdenktank zien hoopvolle tekenen dat de islam liberaliseert. En om deze kasplantjes tot volle wasdom te laten komen, moet het gesprek met de moslims worden aangegaan.Duidelijk is dat het niet juist is om alle aanhangers van de islam over één kam te scheren. Er zijn zeker democratisch gezinde moslims, ook in Nederland, die er alles aan doen om in rust en vrede met hun buren te leven.
Eveneens zijn er in de Arabische wereld islamitische denkers die pleiten voor een geweldloze interpretatie van de islam. Zij zijn echter veelal roependen in de woestijn, als ze al de kans krijgen hun stem te verheffen. De meesten van deze pleitbezorgers van liberalisering zijn uitgeweken naar het buitenland of hebben hun standpunt met cel- of doodstraf moeten bekopen.
Zeker is er geen sprake van brede massa’s die strijden voor versoepeling van de voorschriften en die toegroeien naar meer democratie. Eerder is het tegendeel waar. Het moslimfundamentalisme neemt wereldwijd toe.
Het is ook een illusie te veronderstellen dat vredelievendheid en democratische gezindheid fundamentele kenmerken van de islam zijn. Wanneer het nodig is, schuwen de volgelingen van Mohammed het gebruik van geweld niet. Dat wordt gelegaliseerd door de Koran. Aan dat punt gaat de WRR erg gemakkelijk voorbij.
Terecht heeft minister Bot inmiddels laten weten niet bereid te zijn het gesprek aan te gaan met moslims die geweld gebruiken om hun ideaal te bereiken.
Wanneer de regering wel bereid zou zijn met Hamas, Hezbollah of Moslim Broederschap aan tafel te gaan zitten, verloor ze daarmee haar geloofwaardigheid. Zeker ook bij de moslims. Die vinden vaak toch al dat westerlingen wel ferme taal spreken, maar snel door de knieën gaan.
Merkwaardig is ook het idee van de WRR om voor de Arabische wereld een apart mensenrechtenverdrag op te stellen, dat weliswaar nauw aansluit bij het verdrag van de VN maar tegelijk meer rekening houdt met de islamitische traditie. Iets dergelijks zouden de communisten in de jaren zeventig ook wel voor het Oostblok gehad willen hebben. Welk argument kan de VN nog gebruiken tegen niet-democratische regimes elders op de wereld, die ook zo hun eigen regels en tradities hebben?
De geschiedenis door is het een dilemma of men al dan niet moet praten met regimes die de regels van de internationale rechtsorde op hun eigen manier toepassen. Met hen het gesprek aangaan, leidt vrijwel altijd in meerdere of mindere mate tot toegeven. Negeren daarentegen leidt vaak tot versterking van het vijanddenken bij degenen die in een isolement verkeren. Dat laatste is een risico.
Het mag echter nooit een argument zijn om dan maar aan tafel te gaan zitten met groepen die geweld gebruiken om hun zin door te drijven.
Zolang Hamas en Hezbollah hun ideaal om Israël van de aardbodem te vegen niet opgeven, is elk gesprek zinloos en onterecht.
Zolang moslimterroristen de wereld in hun greep houden door te dreigen met aanslagen en die van tijd tot tijd ook plegen, is er geen basis voor gesprek met fundamentalisten die hen verdedigen. Gaan democratische regeringen wel met hen aan tafel, dan geeft dat extremisten het gevoel dat hun aanpak loont.