Synode Emden gaf classis plaats op kerkelijke kaart
Titel: ”Een geschiedenis van de classis. Classicale typen tussen idee en werkelijkheid (1571-2004)”
Auteur: C. van den Broeke
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2005
ISBN 90 435 0993 0
Pagina’s: 600
Prijs: € 39,90.
Het kerkverband behoort niet tot het wezen, maar tot het welwezen van de kerk, heeft dr. H. Bouwman ooit treffend geformuleerd. Omdat de classis een onderdeel is van het kerkverband, geldt dat ook voor deze kerkelijke vergadering, stelt dr. C. van den Broeke in zijn academisch proefschrift over de classis. „Als de classicale vergadering mislukt, mislukt de VPKN”, stelde een voorbereidende vergadering in 1996. Dat zegt veel over de cruciale plaats die de classis inneemt binnen de PKN. In zijn boek doet Van den Broeke verslag van zijn onderzoek naar de verschillende classicale typen die bestaan hebben vanaf de Synode van Emden in 1571 tot en met de Protestantse Kerkorde van 2004. De lijn die hij daarbij volgt loopt vanaf 1571 naar het Algemeen Reglement van 1816, waarbij de naam Nederlands Hervormde Kerk werd geïntroduceerd en vanaf dit moment naar de Vereniging van 1892 waarbij een groot deel van de afgescheidenen zich samenvoegden met de dolerenden in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Vervolgens richt hij zijn aandacht op de positie van de classis binnen de hervormde kerk en de gereformeerde kerken in de 20e eeuw. Met een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van de Protestantse Kerkorde wordt de studie afgerond.
Soort bisschop
Feitelijk begint Van den Broeke, predikant van de Protestantse Gemeente te Biggekerke/Meliskerke, zijn onderzoek nog vóór Emden (1571). Boeiend is te lezen hoe de kerk van de Reformatie in de zestiende eeuw gezocht heeft naar de oplossing voor de leemte die ontstond na het afwijzen van het bisschopsambt. Op welke wijze diende nu leiding gegeven te worden aan plaatselijke kerken? Er moest immers orde geschapen worden in de verwarde en verstrooide kerkelijke situatie van die dagen. In Duitsland ontstond het fenomeen ”superintendent”. In dit ambt heeft bijvoorbeeld de Emdense predikant Johannes a Lasco belangrijk werk mogen doen binnen Oost-Friesland, en later voor de Nederlandse vluchtelingenkerk in Londen. Maar dit ambt riep te veel herinneringen op aan de bisschop.
Intussen kwamen in enkele -vooral Zwitserse- steden predikanten geregeld samen om te spreken over de geloofsleer en andere kerkelijke aangelegenheden. Zo kwam in Zürich de ”Prophezey” bijeen, in Staatsburg en het Zwitserse Voud de ”Konvocation”, in Neuchâtel de ”Compagnie des Pasteurs of Vénérable Classe”, in Genève de ”congrégation”, in Emden en Londen de ”coetus” en in Frankrijk de ”colloque”. Waren dit aanvankelijk min of meer informele samenkomsten, de coetus kreeg taken die voorheen aan de superintendent toekwamen, zoals het examineren van nieuwe predikanten, het handhaven van de geloofsleer en het opzicht over de levenswandel van predikanten. De synode van Emden heeft de classis, met taakomschrijving, een definitieve plaats gegeven op de kerkelijke kaart van Nederland.
Voetius misverstaan
Als rode draad door deze studie loopt de vraag of het kerkverband van onderaf is opgebouwd of centralistisch van bovenaf is georganiseerd. Is de kerk één landelijke organisatie die bestaat uit plaatselijke gemeenten, of bestaan er plaatselijk zelfstandige kerken die zich binnen een kerkverband met elkaar verbonden weten? Een verschil in visie die, volgens de auteur, tot in het Samen op Wegproces nog een rol speelde. De Dordtse Kerkorde van 1619 ging uit van plaatselijke kerken, classes en synoden. Het Algemeen Reglement van 1816 begon bij de synode en daalde vervolgens af naar de plaatselijke gemeenten. Dit verschil omvat meer dan alleen een omkering van volgorde. Daarachter schuilt de overtuiging wélke kerkelijke vergadering, wélke bevoegdheden heeft. Mag bijvoorbeeld een classis of synode een onderwerp behandelen dat niet vanuit de kerken, dus van onderaf, is aangedragen? Is een meerdere vergadering een ambtelijke samenkomst die bestaat uit kerkelijke afgevaardigden, of is het meer een bestuursvergadering?
Vooral de voormannen van de Doleantie zoals A. Kuyper en F. L. Rutgers hebben een zwaar accent gelegd op de plaatselijke zelfstandigheid van de kerken. Van den Broeke stelt dat deze visie kerkhistorisch en kerkjuridisch aanvechtbaar is. De voormannen van de Doleantie zouden de zeventiende-eeuwse autoriteit op kerkrechtelijk gebied, G. Voetius, verkeerd hebben gelezen. Hierbij valt de vraag te stellen hoe het dan zat met de bekende Amsterdamse predikant Plancius. Als overtuigd tegenstander van de Leidse predikant Coolhaes en zijn kerkenraad, heeft hij het toch opgenomen voor de Leidse kerkenraad inzake haar zelfstandigheid tegenover het hiërarchisch handelen van de Hollandse synode in 1582. Plancius kon Voetius nog niet verkeerd begrepen hebben. Beschikte Kuyper c.s. toch over oudere papieren?
En zo zijn er meer zaken te noemen uit deze studie die tot verder onderzoek uitnodigen. Wat is er bekend van de kerkelijke examens op de classicale vergaderingen? Of, welke invloed hadden classes zowel binnen als buiten de kerk? Deze vragen behoorden niet tot het onderzoeksterrein van de promovendus. Dat zijn belangwekkende studie anderen mag prikkelen tot verder onderzoek.