Oude Testament niet een op een toepassen
Moskeebezoek door reformatorische leerlingen is belangrijk om het racisme dat er leeft te bestrijden. Oudtestamentische teksten gebruiken als argument tegen deze bezoeken kan niet zomaar, stelt W. Büdgen.
Op het Wartburg College bezoeken leerlingen al enkele jaren een moskee. Waarom doen we dit? Kan dat eigenlijk wel? Door de recente discussie hierover zijn deze vragen weer naar boven gekomen.Bij het besluit om ruimte te geven aan moskeebezoek speelde een aantal overwegingen. Allereerst was daar het probleem dat nogal wat van onze leerlingen (en ook hun ouders?) niet goed met allochtone landgenoten konden omgaan. Dat uitte zich bijvoorbeeld in racistisch taalgebruik dat er niet om loog.
Wat we ook, in de tweede plaats, merkten, was dat ze niet echt nadachten over wat de islam inhield. Het was niet zo dat er op school geen aandacht was voor deze godsdienst, maar alleen theoretische kennismaking gaf onvoldoende diepgang en leidde helaas niet tot minder racisme.
Kortom, er was meer nodig om verandering te bewerken. Het blijkt dat echt vormen alleen goed kan als er aandacht is voor twee belangrijke aspecten: kennisnemen van (theorie) en kennismaken met (praktijk).
Wat lag meer voor de hand dan om contact te zoeken met de imam van de moskee? Bij een aantal van ons was er ervaring met moskeebezoek in het buitenland, bijvoorbeeld in Turkije maar ook in Jeruzalem, en dat veroorzaakte nooit spanningen met de eigen identiteit. Er was eigenlijk geen aanleiding om op dit punt een diepgeladen principiële discussie te verwachten over zoiets als uit uittrekken van schoenen en deze heeft toen ook niet plaatsgehad. Er zijn een paar waardevolle gesprekken met ouders hierover geweest en het bestuur heeft na kennisneming daarvan besloten om het licht hierover op groen te zetten.
Intussen heeft de beleidsontwikkeling bij ons op school hierover niet stil gestaan. In Rotterdam, met heel veel allochtonen, verloopt de integratie van minderheden niet goed. Vanuit de burgerlijke overheid en de maatschappelijke organisaties zijn er daarom initiatieven ontstaan om hier wat aan te doen. Ook de onderwijsinstellingen doen hierin mee.
Allerlei projecten draaien inmiddels in het kader van dit initiatief en ook leerlingen van het Wartburg College doen hieraan mee. Hierbij moet gedacht worden aan hulp bij de voedselbank, opknappen van kleuterspeelplaatsen, samen met de politie kijken naar mogelijkheden om de veiligheid in bepaalde buurten te verbeteren enzovoort. Daarbij werken leerlingen van allerlei denominaties samen in die projecten.
Daarnaast hebben we als school ook eigen projecten. Zo is er in de decembermaand door leerlingen van de Guido de Brès een kerstmaaltijd georganiseerd voor alleenstaanden uit de buurt. Dat is door iedereen geweldig gewaardeerd.
Tegenbeeld
Wat beweegt de school nu ten diepste hierbij? Wij denken dat de Bijbel ons gedachten aanreikt die ons sterken om in deze weg verder te gaan. Belangrijk daarbij is dat we goed onderscheid moeten maken tussen de roeping van het Joodse volk in het Oude Testament en de situatie van de nieuwtestamentische gemeente. Dominee G. H. Kersten bijvoorbeeld merkt daarover in zijn ”Korte lessen over Kort Begrip” heel kort en duidelijk het volgende op: „Het tegenbeeld van Israël is niet enig staatkundig volk, doch dat is de kerk des nieuwen verbonds.”
Dit betekent dat wij in 2006 niet zomaar allerlei oudtestamentische gegevens één op één mogen toepassen in de situatie waarin wij nu verkeren. Het oudtestamentische Israël is voorbeeld voor de nieuwtestamentische gemeente, maar niet voor de plurale westerse samenleving waarin wij nu wonen.
De gemeente mag zich, inderdaad, niet verzwageren met een islamitische moskee. De christelijke gemeente heeft als dure roeping om haar belijdenis vast te houden. Al vele jaren wordt in de lessen godsdienst en maatschappijleer in dit kader grondig aandacht geschonken aan de islam. Daarbij gaat het erom om leerlingen op het niveau van overtuiging weerbaar te maken. Daarin staat centraal de uniciteit van het Schriftuurlijk geloof in de drie-enige God en het belijden dat alleen door het geloof in de Heere Jezus Christus verzoening met God en het eeuwige leven ontvangen wordt en dat dat geloof niet het gevolg is van menselijke activiteit maar dat het gewerkt wordt door de Heilige Geest door de prediking van het Evangelie. Op het niveau van levensbeschouwing is er een onoverbrugbare kloof en een onverzoenlijke tegenstelling. En dat kan en mag nooit en te nimmer gerelativeerd worden.
Maar als burger van een pluriform land geldt ook een roeping: vredestichter zijn en het goede zoeken voor alle mensen (Romeinen 12, met name vers 18).
In dit kader wil ik ook aandacht vragen voor Jeremía 29:7. „En zoekt den vrede der stad, waarhenen Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot den Heere; want in haar vrede zult gij vrede hebben.”
Heel kernachtig zien we hier verwoord welke roeping het Joodse volk heeft als het te midden van een heidens volk moet wonen. Het gaat hier niet alleen maar om stille onderworpenheid aan de vijand, maar hier wordt de opdracht gegeven om actief medeverantwoordelijk te zijn voor het maatschappelijk welzijn van de Babylonische samenleving. Samenwerking met constructieve krachten in de breedte van de pluriforme samenleving is daarbij geboden, en tegelijk ook met wijsheid en helderheid staan voor de eigen identiteit.
Fronten
Is dat gemakkelijk? Wie in de frontlinie van een grote multiculturele stad staat, ervaart dat er hier geen makkelijke oplossingen zijn. Hij is geroepen om in de baaierd van deze tijd Gods Woord te laten klinken en in vrede met zijn naaste te leven. Dat geeft veel spanning en vraagt een ingespannen luisteren naar de boodschap van de Schrift.
Om te midden van dergelijke spanningen overeind te blijven is meer nodig dan menselijke wijsheid. Dat vraagt om een leven dicht bij de Heere, dicht bij Zijn Woord. Dat vraagt om een levend geloof dat in Christus alle ongelooftheorieën, alle afgodendiensten, ja de satan zelf overwonnen is en dat Hij schapen heeft die nu nog niet tot Zijn stal behoren, maar die Hij toch tot Zich zal trekken.
Laten we elkaar wel in alle openheid en gedrongen door de liefde bevragen, maar laten we elkaar niet de maat nemen met betrekking tot onze houding tegenover moskeebezoek. Als Elisa de bekende vraag van Naäman (2 Koningen 5:8 en 9) die als christen in een heidense samenleving zal verkeren, verklaart tot een zaak van het persoonlijk geweten (zorg ervoor dat je de echte vrede niet verliest, zorg dat je die bewaart), als Paulus datzelfde doet ten opzichte van het aanzitten in de tempel van de afgoden (1 Korinthe 8:10), dan moeten wij daarin niet strenger willen zijn dan de Heere Zelf in Zijn Woord.
De auteur is directievoorzitter van het Wartburg College in Rotterdam.