Voorkeursbehandeling in zorg onaanvaardbaar
Voorkeursbehandelingen in de gezondheidszorg op basis van niet-medische argumenten verhouden zich niet met de aan de Zorgverzekeringswet ten grondslag liggende solidariteitsgedachte, stelt André den Exter.
Onlangs deed een patiënte bij de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) haar beklag over de perfide consequenties van het nieuwe zorgstelsel. De patiënte was namelijk door de zorgaanbieder, het Diaconessenziekenhuis te Leiden, op de wachtlijst geplaatst voor een niet-spoedeisende staaroperatie. Als reden werd haar verteld dat de regionaal dominante zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid een voorkeursbehandeling had bedongen voor zijn verzekerden. Spijtig genoeg behoorde mevrouw daar niet toe, hetgeen haar een plaats onder aan de wachtlijst opleverde.De communicatieadviseurs van Zorg en Zekerheid alsook het betreffende ziekenhuis haastten zich te melden dat het geen acute zorg betrof. Dat zou helemaal een gotspe zijn. Dit neemt niet weg dat een dergelijke contractuele voorkeursbehandeling in meerdere opzichten onaanvaardbaar is. Ten eerste wordt een verzekerde op niet-medische gronden onder aan de wachtlijst geplaatst. Beslissend is of mevrouw al dan niet aangesloten is bij Zorg en Zekerheid. De medicus die medewerking verleent aan dergelijke praktijken handelt in strijd met de medisch-ethische beroepsnormen. Immers, toegang tot noodzakelijke medische voorzieningen kan alleen op medisch-inhoudelijke gronden worden verleend.
Dit laatste brengt hem echter wel in een lastig parket, gezien de druk vanuit het ziekenhuismanagement om medewerking te verlenen aan de met Zorg en Zekerheid overeengekomen voorkeursbehandeling. Of de arts zijn beroepsnormen zal laten prevaleren, is een individuele afweging. Het moge duidelijk zijn dat deze ongewenste afweging een rechtstreeks gevolg is van de politieke keuze voor marktwerking op de zorgverzekeringsmarkt.
Ontoelaatbaar
Ook vanuit juridisch oogpunt is de voorkeursbehandeling hoogst bedenkelijk, zo niet laakbaar. Zonder kennis van de voorwaarden van de overeenkomst zijn stellige juridische uitspraken niet mogelijk, maar naar het zich laat aanzien riekt de handelwijze naar een ontoelaatbaar onderscheid tussen verzekerden. Vooralsnog zullen partijen uit concurrentieoverwegingen niet genegen zijn openheid van zaken te geven. Het gebrek aan transparantie verhindert een objectieve beoordeling van de voorwaarden waaronder verzekerden later worden geholpen. Zolang echter niet inzichtelijk is op grond van welke geobjectiveerde criteria patiënten medisch noodzakelijke zorg tijdelijk wordt onthouden, zal de ’verkeerd verzekerde’ zich met succes kunnen beroepen op de in de Zorgverzekeringswet vastgelegde zorgaanspraken (staaroperatie, knieoperatie et cetera).
Maar ook al geven partijen inzage in hun bedrijfsgeheimen, dan nog zijn dergelijke voorkeursclausules in strijd met de wet, aangezien de toegang tot basisgezondheidszorgvoorzieningen afhankelijk is van de voorwaarden zoals geformuleerd in de Zorgverzekeringswet. De contractuele belemmering zoals genoemd ontbreekt daarin en verhoudt zich niet met de aan de wet ten grondslag liggende solidariteitsgedachte. Tenzij men uitgaat van een beperkt solidariteitsbegrip, hetgeen neigt naar de verwerpelijke gedachte van ”eigen volk eerst”!
Moet de politiek zich dit aantrekken? Zeker wel, al moeten politici die destijds voor de Zorgverzekeringswet stemden wel bedenken dat de voorkeursbehandeling een rechtstreeks gevolg is van hun keuze voor marktwerking in de zorg. Reparatiewetgeving ligt voor de hand. Tot die tijd kan de gedupeerde verzekerde zich met succes tot de rechter wenden wegens een dergelijke voorkeursbehandeling.
De auteur is universitair docent internationaal en Europees recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.