De kracht van een moreel appel
Titel: ”Het hart van de natie. Morele verontwaardiging en politieke verandering in Nederland 1870-1919”
Auteur: Hanneke Hoekstra
Uitgeverij: Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2005
ISBN 90 2842 026 6
Pagina’s: 237
Prijs: € 28,50.
Wat is de betekenis van morele factoren in de politiek? Zijn die hooguit een verhulling van de onderliggende sociaaleconomische krachten, zoals Karl Marx meende, of vormen zij een eigen krachtenveld? In haar boek ”Het hart van de natie” analyseert Hanneke Hoekstra, in het kader van het universitaire onderzoeksprogramma over de natiestaat, een aantal negentiende- en twintigste-eeuwse strijdvragen waarbij morele verontwaardiging een doorslaggevende rol speelde. De afschaffing van de doodstraf is het eerste thema dat aan de orde komt. Vergeleken met de omliggende landen had die in Nederland al vroeg plaats: in 1870. Het waren vooral de vrijzinnige protestanten die zich daar sterk voor maakten. In 1864 publiceerde de hervormde dominee-dichter Laurillard een hartstochtelijk pleidooi tegen de doodstraf. „De lezer wordt gevraagd om zich te verplaatsen in het lijden van de terdoodveroordeelde en zijn familie (…) met zo’n vreselijk familiedrama kon iedereen zich identificeren”, zo concludeert de auteur.
Voor Laurillard was de doodstraf in strijd met de geest van Christus. De Bijbel mocht volgens hem niet als rechtvaardiging voor executies van overheidswege dienen. In een verlichte eeuw kon straf als wraak geen uitgangspunt meer zijn.
Orthodoxe protestanten dachten daar toen nog heel anders over. Tegenwoordig zijn de christelijke voorstanders van de doodstraf vrijwel alleen te vinden in de hoek van de SGP, maar destijds leidde het Kamerdebat over de doodstraf tot een forse confrontatie tussen liberalen en antirevolutionairen. Laatstgenoemden vonden dat de doodstraf toegepast moest worden uit gehoorzaamheid aan de goddelijke wet.
Gebrek aan kennis
Honderden leden van gereformeerde kerken, zo lezen we, stuurden brieven aan de Kamer waarbij zij zich beriepen op Genesis 9:6. Wat hier, anno 1870, onder gereformeerde kerken moet worden verstaan is niet helemaal duidelijk. Kwamen die brieven alleen uit de hoek van de afgescheidenen of ook van orthodox-hervormden? De schrijfster loopt niet over van kennis omtrent de protestantse orthodoxie.
Dat blijkt bijvoorbeeld wel als zij verderop, bij de bespreking van de bekende plaat van de brede en de smalle weg, spreekt over een eeuwig brandend vagevuur. De oudejaarspreek van Kuyper uit 1870 zal wel niet als titel hebben gehad ”O, God! Wees mijn zondaar genadig!”. En de vreze des Heeren is wat anders dan de vrees voor Gods oordeel.
Doleantie komt helemaal niet van het oud-Hollandse woord dolen (dwalen) maar van het Latijnse dolere (klagen). Het is dan ook onzin als zij schrijft dat in 1886 een aantal kerken met de synode van de Hervormde Kerk brak en aan het dwalen sloeg, zodat men voortaan van Doleantie sprak. Er moet bij de afdeling geschiedenis van de Groningse universiteit toch nog wel iemand rondlopen die beter weet! En anders hebben ze daar toch wel een encyclopedie?
Prostitutie
Een ander onderwerp dat aan de orde komt is de reglementering van de prostitutie. Hier vonden orthodoxe christenen en liberale feministen van het type Aletta Jacobs elkaar. Volgens de liberalen, althans de liberale heren, was prostitutie een noodzakelijk kwaad. De overheid moest alleen door een periodieke keuring van de prostituees de verbreiding van geslachtsziekten tegengaan.
De Britse zedelijkheidsactiviste Josephine Butler voerde in 1883 het woord op een in Den Haag gehouden internationaal congres van prostitutiebestrijders. Zij mobiliseerde twee Haagse jonkvrouwen tot oprichting van de Nederlandsche Vrouwenbond ter Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn.
Hoekstra wijst er op dat dit de eerste vrouwenbeweging was met een politiek doel. Die vond haar basis niet in de liberale, maar in de orthodox-protestantse wereld. Daar pleitte men voor een wettelijk bordeelverbod, iets wat de liberale Josephine Butler te ver ging. Ten onrechte formuleert de auteur het zo dat Butler nooit pleitte tegen een wettelijk bordeelverbod. Uit haar betoog is echter op te maken dat zij bedoelt te zeggen dat de Britse activiste nooit voor zo’n verbod pleitte.
Vrouwenkiesrecht
De actie voor het vrouwenkiesrecht, een ander thema van dit boek, vond duidelijk wel haar basis in het liberale en het socialistische kamp. De Nederlandse Vereniging voor Vrouwenkiesrecht, onder leiding van de ook qua huwelijksmoraal progressieve Aletta Jacobs, liet zich inspireren door de spectaculaire acties van de Britse suffragettes. Dames die dat te ver vonden gaan, richtten in 1907 de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht op.
In 1906 deed de radicale NVVK voor het eerst mee aan de demonstratie voor algemeen kiesrecht. Dat gebeurde onder het vaandel ”Voor vrouwenkiesrecht, tegen alcoholisme en prostitutie”. Een opvallende combinatie. Kennelijk zag men die zaken in elkaars verlengde liggen.
Alles bij elkaar een boek dat interessante informatie verschaft, maar ook vermoeiend leest. Er zit te weinig lijn in. Je komt regelmatig beschouwingen tegen waarvan je denkt: hebben we dat al niet eerder gehad? Een kritisch doornemen van de kopij zou de kwaliteit van het boek zeker ten goede zijn gekomen.