Cultuur & boeken

Verbannen woorden

Titel: ”Over lijken. Ontoelaatbaar taalgebruik in de Tweede Kamer”
Auteur: Peter Bootsma en Carla Hoetink
Uitgeverij: Boom, Amsterdam, 2006
ISBN 90 8506 179 2
Pagina’s: 232
Prijs: € 18,50.

Pieter Jan Dijkman
22 March 2006 09:38Gewijzigd op 14 November 2020 03:35

Het heersende beeld is dat sinds de entree van de LPF het taalgebruik in het parlement ruwer is dan ooit. Onterecht. Altijd al gebruikten politici stevige woorden om indruk te maken. Wat is het belangrijkste criterium voor een politicus? Saaiheid, zo zei de Amerikaanse oud-minister van Buitenlandse Zaken Dean Acheson eens. „Saaiheid is de eerste vereiste voor een staatsman. En dat is niet altijd eenvoudig.”

Misschien is saaiheid een gewilde karaktereigenschap in de Amerikaanse politieke debatcultuur, in Europese landen ligt dat anders. De publieke parlementaire discussies in Duitsland en Engeland staan bekend om hun levendigheid.

En ook in de Nederlandse politiek is saaiheid geen gewilde deugd. Een politicus moet aardig, grappig en vooral leuk, heel leuk zijn. Een goeie grap, verpakt in een mooie oneliner, slaat altijd aan. Succes verzekerd.

Maar het parlementaire taalgebruik kende lange tijd zijn grenzen, dat wel. De voorzitter van de Tweede Kamer had tussen 1934 en 2001 de bevoegdheid om uitspraken van politici als ”ontoelaatbaar” uit de notulen te schrappen. Sinds de introductie van deze zogeheten schrapbepaling in de jaren dertig hebben vele pittige uitspraken de Handelingen van de Tweede Kamer -de notulen- niet gehaald. Al die geschrapte zinnen staan bekend als ”de lijken” van het parlement; ze zijn verzameld in een speciaal archief van de Kamer.

Politieke cultuur
De Nijmeegse historici Peter Bootsma en Carla Hoetink publiceerden onlangs ”Over lijken. Ontoelaatbaar taalgebruik in de Tweede Kamer”, een aardige studie naar het lijkenarchief en de parlementaire omgangsvormen door de jaren heen.

Belangrijkste resultaat: de parlementaire lijken zijn meer dan een vrolijke aaneenschakeling van anekdotes, ze vormen zogezegd een afspiegeling van de Nederlandse politieke cultuur en bijbehorende omgangsvormen.

De spanning voor een voorzitter was steeds: wat is onfatsoenlijk en wat niet, wat verstoort de orde en wat niet? Vanuit dat perspectief bieden de vele incidenten die zich hebben voorgedaan een mooi inkijkje in de ontwikkeling van de politieke cultuur, en dat is de meerwaarde van ”Over lijken”.

Het parlementaire jargon en de omgangsvormen veranderden in de loop van de jaren nogal. Zo was het woord „knoeiwinkel” tot de Tweede Wereldoorlog uit den boze, „schijnvertoning” mocht dan weer wel. „Grappenmaker” en „praatjes voor de vaak” waren meestal ook te direct in de ogen van de Kamervoorzitter. Hij adviseerde dan om van „geestige man” en „verhalen” te spreken. Begin jaren zestig mochten Kamerleden het woord „brutaal” absoluut niet gebruiken, in de jaren zeventig was dat geen probleem meer. Iets als „schandalig” kon in de jaren tachtig echt niet, tegenwoordig is het een veelgebruikte uitroep.

Grove leugen
Het beeld is vaak dat het taalgebruik sinds de komst van de LPF ruwer en onfatsoenlijker is geworden. Maar dat is een misverstand. Oud-premier Van Agt zei in 1980 al dat „vergroving van de omgangsvormen, die zich in de laatste decenniën had voorgedaan, niet had halt gehouden bij de toegangsdeuren van de Tweede Kamer.”

Altijd al was het parlementaire taalgebruik in sommige debatten grof of brutaal. Alleen de regels voor beschaafd jargon verschoven in de loop van de tijd. Zo werd een bepaald scheldwoord tien jaar later ineens wel algemeen geaccepteerd.

Wie bepaalde dat nu precies? In de meeste gevallen had de Kamervoorzitter een doorslaggevende stem. Uit ”Over lijken” blijkt dat de criteria voor onparlementair taalgebruik soms wat willekeurig waren. Maar bijna alle voorzitters hanteerden de vaste stelregel dat het schenden van iemands politieke integriteit ontoelaatbaar was.

Zo kreeg oud-Kamerlid Van Dam van de PvdA tijdens een debat in 1980 het verwijt dat hij de integriteit van CDA-minister Beelaerts van Blokland van Volkshuisvesting aantastte. Van Dam kwalificeerde opmerkingen van de minister als „een grove leugen.” Kamervoorzitter Dolman greep onmiddellijk in: „Het woord „leugen” kan ik niet toestaan.” Van Dam, gewiekst als hij was: „Laat ik het dan zo zeggen: het tegendeel van de waarheid heb ik zelden pregnanter onder woorden gebracht gezien.”

De voorzitter kon met deze formulering leven. Want, zo zei hij onlangs tijdens de boekpresentatie: „Wie iemand van liegen beticht, maakt een einde aan de discussie.”

Kletsmeier
De schrapbepaling is in 2001 uit het reglement van orde gehaald. Een van de belangrijkste redenen was de snelheid van moderne media. Een ontoelaatbare uitspraak staat binnen een halfuur op internet. Het zou dan onzinnig zijn als een Kamervoorzitter die opmerking vervolgens ging schrappen. En sowieso was het geschiedvervalsing om de notulen te veranderen.

Voormalig SGP-Kamerlid Van den Berg verzette zich in 1993 nog met succes tegen het laten uitsterven van de parlementaire lijken. Tijdens zijn pleidooi voor behoud van de schrapbepaling werd hij onderbroken door PvdA-Kamerlid Jurgens: „Voorzitter! Ik wil het even proberen. De heer Van den Berg is een kletsmeier.” Van den Berg: „Ik zal geen beroep op deze bepaling doen. De heer Jurgens mag die mening uiten. Ik heb daar geen enkele moeite mee. Bovendien vind ik het geen voorbeeld van verruwing van taalgebruik waar ik op doelde. Dit kan er nog mee door.” Hij kreeg een Kamermeerderheid achter zich.

Acht jaar later lukte dat niet. De SGP’er legde tijdens een debat over de wijziging van het ordereglement terecht de nadruk op de symboliek van de morele standaard: het parlement heeft nu eenmaal, of het wil of niet, een voorbeeldfunctie en zo’n schrapbepaling is staatsrechtelijk een logisch sluitstuk van een reeks ordemaatregelen. Maar ditmaal kreeg Van den Berg het gelijk niet aan zijn zijde.

Kan nu alles zomaar worden gezegd in de Kamer? Niet echt. De voorzitter verzoekt een Kamerlid regelmatig om zijn woorden in te trekken. En soms geeft hij zichzelf de vrijheid om te schrappen in de notulen. De huidige voorzitter Weisglas deed het vorig jaar nog, zo blijkt uit ”Over lijken”. In een chaotisch spoeddebat met vele interrupties liet hij zich ontvallen: „Hou nu eens op met dat getoeter tussendoor.” In de officiële notulen kwam te staan: „Ik verzoek de leden niet steeds door elkaar te praten.” Het viel de Haagse politici niet op. Maar dankzij de Nijmeegse historici is het gezien, en niet onopgemerkt gebleven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer