Gereformeerde blik op zending
Titel: ”Gereformeerde missiologie en oecumenica. Beknopt overzicht aan het begin van de 21e eeuw AD”
Auteur: C. J. Haak
Uitgeverij: De Verre Naaste, Zwolle, 2005
ISBN 907 300 4101
Pagina’s: 160
Prijs: € 14,75.
Wie terugkijkt naar de twintigste eeuw zinkt alle zendingsmoed in de schoenen: twee desastreuze wereldoorlogen tussen christenlanden, nieuwe bloei van wereldgodsdiensten, groter wordende armoede in de derde wereld, het houdt niet op. De wereld is in barensnood. De vraagstukken van zending, evangelisatie en oecumenica zijn indringender dan ooit. Op de theologische universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Kampen is een aparte afdeling ingeruimd voor de missiologie. Een keus die om verantwoording vraagt. Drs. C. J. Haak, al jaren betrokken bij zending en als missioloog verbonden aan de universiteit aan de Broederweg, schreef een instructief boekje over dit zendingsvak.
Na een korte historische schets en een typering van de context waarin tegenwoordig zending bedreven wordt, komen de hoofdthema’s aan bod. Wat is missiologie? Wat is evangelistiek en wat is er te zeggen over de methode van benadering en oproep tot bekering? Vervolgens besteedt Haak aandacht aan de oecumenica, de opdracht van de kerk om over de gehele wereld gestalte te geven aan de eenheid van de christelijke gemeenschap. Vervolgens wordt kort een positionering van missiologie en oecumenica gegeven. Het laatste hoofdstuk is een overzicht van belangrijke missiologische literatuur.
Verkiezing
Haak zet zijn gereformeerde uitgangspunten stevig neer. Missiologie is voor hem de wetenschappelijk verantwoorde bezinning op de goddelijke opdracht van Christus. In zijn definitie klinkt het bekende zendingsmandaat uit Matthéüs 28 door. Het subject van zending is bij hem de drie-enige God. Niks geen relativisme. Geen twijfel over de exclusiviteit van het christelijk geloof. Dat doet behaaglijk aan.
Wel had meer aandacht mogen uitgaan naar de grond van zending, namelijk Gods verkiezing. Zending is toch vooral in de eerste plaats omhoogzien en vervolgens om ons heen. God is de eerste werkzame oorzaak van de zending. Hoe onmogelijk zou zending zijn, als Hij niet vanuit Zijn eeuwig welbehagen een volk op het oog had gehad? Zending blijft altijd en onder alle omstandigheden Góds zending. Deze verticale lijn krijgt weinig accent. Wat benadrukt wordt, is de functie van de kerk en wat Haak noemt het samenspel van God, de kerk en de wereld. Het is de kerk die het bericht van de opgestane Christus de wereld in draagt, „met bevel van geloof en bekering, met de opdracht tot inlijving in Christus door belijdenis en doop, tot kerkinstituering en opbouw.”
De kerk is bij Haak draagster van de zendingsopdracht. Dit is een klassiek gereformeerd uitgangspunt. Scherp tekent hij de zwakte van geloofszendingen. Wat geboren wordt uit wat geen kerk is, is vaak gedoemd op te groeien zonder confessionele belijndheid en structuur, zonder bemoediging van de zusterkerk. Vaak worden de kerkjes verweesd aan hun lot overgelaten. Het kerkelijke van zending krijgt wel een uiterst formeel accent als dit maar één zuivere belichaming kent, namelijk de zendeling, en dat is de predikant met volmacht voor het zendingsveld. Andere zendingswerkers verrichten in de ogen van de auteur slechts hulpdiensten. Dat is te eng gedacht. Er zijn meer variaties denkbaar waarmee de kerk zendingswerkers met een volmacht uitzendt.
Scheidslijn
Haak onderscheidt evangelistiek van missiologie. Daarin volgt hij een heldere scheidslijn. Bij evangelisatie gaat het hem om de benadering van mensen buiten de kerk met het doel dat zij zich tot Christus bekeren en ingelijfd worden in de gemeenschap van de kerk. Anders dan bij zending hoeft de evangelisatiewerker zich niet verantwoordelijk te weten voor de instituering van de kerk, die is er al. Kerkelijk evangelisatiewerk dient gericht te zijn op de inlijving in déze kerk, ook al kan het nodig zijn een gemeente op te zetten die op onderdelen afwijkt van het nationaal-kerkelijke beleid. Wel moeten deze jonge, pas geplante kerken participeren in het bestaande kerkverband. Haak waarschuwt ervoor dat de bestaande gemeente met deze optie gemakkelijk wegkomt. De noodzaak tot reformatie van haar eigen gemeenteleven wordt dan niet meer gevoeld.
De auteur voert een pleidooi voor de elenctiek. Het is de oudere theologische term voor weerlegging en bestrijding van de dwaling. Abraham Kuyper heeft dit woord omgesmeed tot een specifiek missiologische term. Ook bij J. H. Bavinck is het een onderdeel van de zendingswetenschappen. De elenctiek wil religies ontmaskeren als opstand tegen God. Met Calvijn heeft de gereformeerde missiologie telkens gesproken van de corrupte doorwerking van de zonde. Anno 21e eeuw is blijvende bezinning nodig. De oude vijand van de zending, het syncretisme, slaagt er vaak in losse elementen van het christelijk geloof in te passen in heidense concepten van eigen denken.
Missiologie en oecumenica horen bij elkaar. De oecumenica houdt zich bezig met de aard en de praktijk van de opdracht van Christus om als kerken over de hele wereld gestalte te geven aan de eenheid van de christelijke gemeenschap. Zij doet dat op grond van kerkrechtelijke gelijkwaardigheid. Haak spreekt duidelijke taal. Te gemakkelijk heerst de ene kerk over de andere. Dat mag niet. Een kerk is geïnstitueerd met alle rechten en plichten. Net zomin als een vrouw een beetje zwanger kan zijn, kan een gemeente niet een beetje geïnstitueerd zijn. Als de zendeling zich hierdoor overvallen voelt, heeft hij óf de ambten te vroeg ingesteld, óf hij heeft zijn doelen niet goed geformuleerd. Dit is mooi gezegd, maar de praktijk is ingewikkelder. Zending wordt buiten het paradijs bedreven. Samenwerking op grond van Woord en belijdenis gaat dikwijls door de aanvechting heen.
Theologie
Haak pleit voor een missiologie met een eigen plaats en ruimte, maar dan wel binnen het geheel van de theologie en zeker niet tegenover haar. Hij benadrukt het interdisciplinaire van het vak. In de ogen van Haak legt de missiologie het oor te luisteren bij andere deeldisciplines en haalt zij wat van haar gading is weg uit de winkels van bijvoorbeeld de dogmatiek, de Bijbelwetenschappen en de kerkgeschiedenis. In ruil daarvoor zou het de theologie sieren indien ze op de geëigende plaatsen haar voelhorens uitstak naar de missionaire aspecten.
Haak spreekt zelfs over de missiologie als brug voor ”theologische togetherness”. Dat klinkt pretentieus en roept gelijk vragen op. Immers, Haak zoekt de eigenheid vooral in de terreinafbakening. Missiologie richt zich op het terrein van de niet-christgelovige mens en om dat naar behoren te kunnen doen, is het nodig bij andere deeldisciplines te lenen. Echter, als missiologie deel uitmaakt van de theologie, dan moet er zoiets zijn als een zendingstheologie, dan moet er zowel iets eigens als iets gezamenlijks in het centrum van de theologische wetenschapsontwikkeling gevonden worden. Op dit punt schiet de verantwoording tekort.
Er is veel goeds in het boekje te vinden. Toch zou ik het geen academische verhandeling willen noemen. Daarvoor voert Haak te weinig debat met anderen. Ook de literatuurlijst en de vingervlugge beoordeling van de daarin genoemde werken en stromingen zijn te fragmentarisch om het boek een hoog academisch gehalte toe te schrijven. Wel is waar wat dr. L. J. Joosse in het voorwoord schrijft: „Het is een markante stimulans voor veler enthousiasme en betrokkenheid in denken en doen bij het voor ons zo boeiende mandaat van Christus.”