Zeven dagen veel te kort voor India
NEW DELHI - De fractievoorzitters uit de Tweede Kamer kijken hun ogen uit. Toch zien ze maar een fractie van een fractie van wat er speelt in het immense India. Kamervoorzitter Weisglas: „Twee jaar geleden gingen we tien dagen naar de Antillen. Achteraf bezien te lang. Maar de zeven dagen die we voor India uittrokken, zijn veel te kort.”
„Zag je die voorzitter, Frans? Die laat Kamerleden tenminste uitspreken.” GroenLinksleider Halsema is niet de enige die op de fractievoorzittersreis een vergelijking trekt tussen het Nederlandse en het Indiase parlement. „Dit heb ik nog nooit meegemaakt”, grapt Verhagen (CDA) na het bijwonen van een zitting. „Een oppositie die het kabinet verwijt te veel geld uit te geven.” Halsema: „O nee? Nog een jaartje wachten, Maxime. Dan doe jij in Nederland precies hetzelfde.”Gezeten op de publieke tribune van het Indiase House of Commons constateert het tweetal dat de overeenkomsten met het Engelse parlement groot zijn. De bewindslieden zitten gewoon ín de Kamer. Net als in het Engelse Lagerhuis op de voorste bankjes.
Een groot verschil met Engeland -en Nederland- vormen het uiterlijk en de kledij van de ruim 500 Indiase parlementsleden. Tulbanden, witte en oranje gewaden, en zelfs een enkel ontbloot bovenlijf. Een veelheid aan culturen, etniciteiten, religies en kasten denkt en praat mee in de volksvertegenwoordiging.
Die aanblik sluit naadloos aan bij de boodschap die de Nederlandse Kamerleden op hun werkbezoek bij herhaling meekrijgen: Jawel, India is een reusachtig, dichtbevolkt land. En zeker, er zijn soms incidenten en aanvaringen tussen bevolkingsgroepen. Maar per saldo is het toch wonderlijk hoe vreedzaam wij Indiërs met elkaar samenleven.
„God, wij danken u voor de vrijheid waarin we U in dit land kunnen dienen”, bidt de methodistenpredikant in de kerkdienst die ChristenUniefractievoorzitter Rouvoet ’s zondags bijwoont. „De boel een beetje bij elkaar houden” is een belangrijk doel van de Indiase politiek, constateert PvdA-leider Bos met een Uyliaanse wijsheid.
Dat de bestaande harmonie niet onbedreigd is, merken hij en zijn collega’s al snel als ze zich door die en gene laten voorlichten over de Indiase maatschappij. De economie in het land groeit razendsnel, met zo’n 8 procent per jaar, maar de tegenstelling tussen rijk en arm wordt alleen maar groter, met alle risico’s van dien.
Inzicht krijgen in de groei van de Indiase economie is het hoofddoel van de reis van de fractievoorzitters. Is de pijlsnelle opkomst van het land een bedreiging voor Nederland of juist een kans? Economen van McKinsey spreken de verwachting uit dat het land aan het begin staat van een enorme groeispurt. Doordat de overheid sinds de jaren negentig flink is gaan dereguleren, kreeg het bedrijfsleven kansen. „De economie van India groeit niet dankzij, maar ondanks de overheid”, krijgen de Nederlanders te horen. De liberale fractievoorzitter Van Beek kan zich daar iets bij voorstellen. Dreiging of kans? De Kamerleden zijn er nog niet een-twee-drie uit.
Waar de Nederlandse delegatie evenmin goed zicht op krijgt, is de situatie van de mensenrechten. Vanmorgen bezochten ze de Nationale Mensenrechtencommissie in New Delhi. Na een uitvoerige maar weinig informatieve rondleiding door het gebouw, volgt een feitelijke presentatie van de werkzaamheden van de in 1993 opgerichte commissie. In totaal 341 mensen onderzochten daar 74.401 klachten (cijfer 2004/2005). Klachten over leefomstandigheden in gevangenissen, over mishandeling van vrouwen, over kinderarbeid en over discriminatie van de zogeheten onaanraakbaren.
Maar wat zeggen deze getallen in een immens land als India? In de minimale tijd die hun nog rest proberen de fractieleiders zinvolle informatie los te peuteren uit de niet al te toeschietelijke voorzitter van de mensenrechtencommissie, Anand. Abortus op meisjes is „absoluut een misdaad”, krijgt Rouvoet te horen. De commissie, die door de regering „irritant” wordt gevonden, heeft het aan de orde gesteld en aanbevelingen geformuleerd. Maar nee, verdwenen is het verschijnsel in genen dele.
Dat is het antwoord op de meeste vragen van de Nederlanders. „Het is een punt van zorg. Er wordt aan gewerkt. We hebben aanbevelingen opgesteld.” Als Anand de bal terugspeelt en vraagt naar de mensenrechtensituatie in Nederland, raakt de delegatie in verwarring. Verhagen redt de zaak door een betoog over de Nationale Ombudsman en de commissie voor verzoekschriften. Maar ook deze minuten dragen niet bij aan het inzicht van de parlementariërs.
Weisglas heeft in alle opzichten gelijk: zeven dagen is veel te weinig voor India.