Gedrag tbs’er nog beter te voorspellen
DEN HAAG - Het gedrag van tbs-gestelden tijdens verlof is goed te voorspellen als vooraf allerlei persoonlijke kenmerken van de patiënt beter worden bekeken.
Dat concludeert het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) in een onderzoek dat projectleider dr. mr. M. Hildebrand maandag presenteerde voor de parlementaire commissie die het tbs-stelsel onderzoekt.Als klinieken een nieuwe risicotaxatie toepassen, zullen volgens Hildebrand veel minder tbs’ers zich onttrekken aan een verlof en een nieuw delict plegen. Mogelijk had hiermee twee derde van de recidives zoals die de laatste jaren na een onttrekking voorkwamen, kunnen worden voorkomen.
De nieuwe taxatie zorgt ervoor dat risicovolle tbs’ers beter worden herkend en dan niet met verlof mogen. „Dat betekent niet dat zij nooit verlof krijgen, maar later. De kliniek kan eerst gericht aan de slag met de uitkomst”, aldus Hildebrand.
De verlofregeling voor tbs-gestelden ligt onder vuur, omdat de afgelopen jaren tbs’ers een zwaar misdrijf begingen. Uit het EFP-onderzoek over 2000 tot eind 2005 blijkt dat 59 tbs-gestelden, onder wie vier vrouwen, in totaal 62 nieuwe delicten pleegden.
Een derde van de delicten (22) gebeurde nadat de tbs’er zich aan een verlof had onttrokken en drie na ontvluchting uit een kliniek. De meeste delicten werden echter gepleegd tijdens het geoorloofde verlof of binnen de instelling. Driekwart van de recidives gaat gepaard met geweld en een kwart betrof een seksueel delict. Bovendien zijn dat het merendeels ernstige misdrijven. Voor zover bekend ging het in 36 van de 58 gevallen om misdrijven waarop een celstraf van meer dan acht jaar staat.
Het is de eerste keer dat de ongeoorloofde afwezigheid en recidives in kaart zijn gebracht. Minister Donner (Justitie) gaf opdracht voor de studie. In de onderzochte periode waren er 488 onttrekkingen door 230 patiënten, onder wie 21 vrouwen. Op jaarlijks 50.000 verlofbewegingen gaat het relatief om weinig gevallen. Concreet zijn er zeven onttrekkingen per maand, waarvan de meeste gebeuren tijdens onbegeleid verlof. De meeste betrokkenen komen binnen twee dagen terug in de instelling.
Ook blijkt dat de kwaliteit van rapportages op basis waarvan rechters beoordelen of jonge criminelen jeugd-tbs of begeleiding van de jeugdreclassering nodig hebben, onder de maat is. Volgens kinder- en jeugdpsychiater N. Duits onderzoeken psychiaters en psychologen per jaar ongeveer 1800 jongeren. Dat gebeurt op verzoek van de rechtbank en via bemiddeling van de Forensisch Psychiatrische Dienst van het ministerie van Justitie. De rechtbank neemt adviezen uit de zogenoemde rapportages Pro Justitia die zij opstellen, in ruim 80 procent van de gevallen over. In drie van de vier rapportages is de schatting van de kans op herhaling van het delict niet goed onderbouwd en is de kwaliteit van die schatting niet te controleren.
Duits ontwikkelde nieuwe kwaliteitseisen waaraan de rapporten moeten voldoen. Volgens Duits spelen de onderzoeken een belangrijke rol bij de ingrijpende beslissingen die de rechtbank neemt. Bovendien blijven ze vaak jaren „meelopen”, want ze worden weer opgedist als een jongere opnieuw met justitie in aanraking komt. Dat laatste gebeurt volgens al eerder verricht onderzoek bij 65 procent van de jongeren binnen drie jaar na hun jeugd-tbs. Ook voor ouders, advocaten en behandelaars zijn de rapporten belangrijk. Ze vormen het uitgangspunt voor de behandeling van een jeugdige crimineel.