Hans Kriek hekelt uitholling liturgie
Titel: ”Kerk in de uitverkoop. Gedachten over liturgie en kerkmuziek”
Auteur: Hans Kriek
Uitgeverij: in eigen beheer, 2005
Pagina’s: 151
Prijs: verkrijgbaar door overmaking van € 15,25 op rekening 10.99.60.289 t.n.v. Hans Kriek, Didam o.v.v. adresgegevens.
Hoe kan een kerk met een heilige traditie overleven in een cultuur waar opvattingen over gezag en deskundigheid zijn veranderd en die wat de traditie betreft aan geheugenverlies schijnt te lijden? „Kerk in de uitverkoop”, constateert kerkmusicus Hans Kriek in zijn gelijknamig boekje. Na enkele inleidende hoofdstukjes spitst de auteur zijn betoog in 34 korte opstellen toe op liturgie en kerkmuziek. „Omdat kwaliteit (in de kerk) vanwege Gods aanwezigheid geboden is, kan de muziek niet van een soort met een beperkte houdbaarheidsdatum zijn”, schrijft Kriek. Hij wijst op het gevaar dat de kerk heden ten dage bedreigt: uitholling van binnenuit. Ook lijkt volgens hem de geloofsopvoeding te blijven steken waar het vorming van goede smaak en muzikale selectiviteit betreft. Hier ben ik het van harte mee eens.
Met een scherpe en in cynische humor gedrenkte pen neemt de schrijver dingen onder de loep waarvan hij zelf zegt dat ze hem niet allerwegen in dank zullen worden afgenomen. Om ergernis te besparen heeft hij één advies: het boekje niet kopen en niet lezen!
Hans Kriek legt de vinger bij een aantal zere plekken. Zoals: waar in kringen om Schriftuurlijke redenen geen gezangen worden gezongen, is het des te verwonderlijker dat opwekkingsliederen daar mateloos populair zijn. De volgende stap? Legaliseren van opwekkingsversjes in een kerkelijk liedboek betekent legalisatie van kerkmuziekeuthanasie. Er zijn lieden die liturgisch beleid bepalen, terwijl zij het woord liturgie niet eens foutloos kunnen schrijven.
Terecht hekelt Kriek funmuziek in de kerk en liedjes waarin wordt gezongen over „een land waar nergens een fiets veilig staat” en „waar de lunch een broodje kaas is”, in plaats van de stad van vrede die ons is toegezegd. Als voorproefje van hun hemel moeten mensen van de kerk geen bruine kroeg, een amusementshal of een rovershol maken, stelt de auteur terecht. Met de „religieuze kick” die sommigen krijgen van liederen als ”Stille nacht” en ”Ere zij God” heeft de schrijver grote moeite. Bij een aantal persiflages valt een glimlach niet te onderdrukken. „Ons openingslied is ”Wij knielen voor Uw zetel neer” en wij doen dat staande!”
Helaas gaat Kriek met zijn scherpe pen soms over de humoristische schreef. De twee bulten onder een wit gedekte avondmaalstafel te vergelijken -weliswaar met andermans woorden- met een lijk op tafel, is een zwarte bladzij in het boekje. Dat het orgelwerk Prière à Nôtre Dame van Boëllmann nergens zo geliefd is als in de Gereformeerde Gemeenten, lijkt me wat overdreven. Ook over de wijze van zingen in „rechts-reformatorische kringen” doet Kriek te schamper. „Uit oogpunt van folklore wellicht nog wel interessant, maar het wordt tijd deze onzin achter zich te laten.” Nou nou! Ook „vermeende” vaklieden die om commerciële redenen met bundels voorspelen en begeleidingen die folklore in stand houden, krijgen een veeg uit de pan. Dat er volgens de schrijver aanhangers zijn die een bepaalde zingtrant tot identiteitskenmerk hebben verheven, is een waarheid als een koe.
Kortom, een boekje met ernstige, humoristische en schaduwkanten.