Hoger beroep SGP-zaak is showproces
Hoe de beoordeling in het hoger beroep van het Proefprocessenfonds Clara Wichmann tegen de staat ook uitvalt, de SGP hoeft geen vrouwen toe te laten als volwaardig lid. Rob Kooijman komt logisch redenerend tot deze conclusie.
Het Clara Wichmann fonds stelt in het hoger beroep tegen de staat dat de staat de SGP moet verbieden. Volgens het fonds, bij monde van advocaat Barkhuysen, houdt de uitspraak vorig jaar meer in dan een subsidieverbod: „Vrouwen die dat willen, moeten ook volwaardig lid van de SGP kunnen worden.”Het fonds en de staat zullen het snel eens zijn dat een regeling die het partijlidmaatschap bepaalt, aanbevelenswaardig zo niet onmisbaar is. Zo’n regeling voorkomt dat een partij al te makkelijk kan worden ’gekaapt’.
Overtuiging
De staat kan vervolgens deze redenering voorleggen. Stel dat de SGP de regeling uit 1997, „Leden zijn mannen die de beginselen van de partij onderschrijven” (Statuten, artikel 4.1), vervangt door een regeling die geen enkele partij misstaat: „Leden onderschrijven de beginselen van de partij.”
Die regeling leidt tot deze conclusie: vrouwen die de SGP-beginselen onderschrijven, waaronder het beginsel uit 1918 dat een bestuurlijke of politieke functie in strijd is met de roeping van de vrouw (Beginselen, artikel 10), vinden zo’n functie ook voor henzelf in strijd met hun roeping.
Die vrouwen betrekken geheel logisch dat beginsel ook op zichzelf. De uitwerking daarvan is dat deze vrouwen zichzelf wegselecteren voor het volwaardige lidmaatschap, dat immers een bestuurlijke of politieke functie inhoudt. Zij willen vanuit zichzelf geen volwaardig lid worden - dat is ook welbekend van ’SGP-vrouwen’. De SGP hoeft dus nog steeds geen vrouwen toe te laten als volwaardig lid! Waarom de SGP dan verbieden vanwege de regeling uit 1997?
„De uitspraak verwees niet alleen naar die regeling, maar ook naar dat beginsel”, klinkt de repliek. Echter, deze beoordeling stond in de uitspraak: „Ten tijde van de invoering van het Vrouwenverdrag bevatte de statuten van de SGP nog niet de gewraakte regeling. Toen kon de regering het standpunt innemen dat de staat aan het Vrouwenverdrag voldeed. Echter nadien, dus sinds 1997, heeft de regering geen maatregelen jegens de SGP ondernomen.”
Er wordt nergens verwezen naar een eventuele onrechtmatige situatie vóór 1997. En er wordt al helemaal nergens verwezen naar een eventuele onrechtmatige situatie vanwege het beginsel uit 1918. Wijselijk niet. Dat beginsel is geen regeling, maar verwoordt een overtuiging. En het onderschrijven van die ideologische overtuiging, al dan niet als partij, is niet in strijd met fundamentele rechtsregels, zolang de openbare orde niet wordt verstoord.
Het verbieden daarvan kan zelfs als antidemocratisch beoordeeld worden. Is de essentie van de democratie niet dat op basis van een (diepste) overtuiging aan het politieke debat kan worden deelgenomen?
Onlogisch
„Indirecte discriminatie”, is de kritiek op de vervangende regeling. Inderdaad zijn „alle verkapte vormen van discriminatie die door toepassing van andere onderscheidingscriteria in feite tot hetzelfde resultaat leiden” verboden door het Europees Hof van Justitie sinds 1974. De Algemene wet gelijke behandeling komt op hetzelfde neer: „Eisen die gesteld worden aan een lidmaatschap mogen niet leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van geslacht” (artikel 6a.2a).
Maar wanneer het onderschrijven, al dan niet als partij, van het beginsel uit 1918 niet in strijd is met fundamentele rechtsregels, dan is die kritiek onlogisch. Ten eerste: vrouwen, en ook mannen, die dat beginsel niet onderschrijven, kunnen terecht geen lid worden, mochten ze dat willen. Ten tweede: vrouwen die dat beginsel wel onderschrijven, willen hoe dan ook geen volwaardig lid worden en dat is óók een recht van vrouwen. „Zij hóéven immers geen lid te worden en/of bestuurlijke of politieke ambities te hebben”, liet de rechter vorig jaar voor de duidelijkheid weten.
Er is geen sprake van verkapte discriminatie, nee, er is sprake van openlijke, vrijwillige zelfselectie vanwege een geoorloofde overtuiging. Welke vrouwen moet de SGP dan nog toelaten als volwaardig lid?
„Het gaat om vrouwen die de beginselen onderschrijven en die wél volwaardig lid willen worden”, is daarop het antwoord. Maar dat heet met recht vrouwenlogica. Die vrouwen betrekken geheel onlogisch het beginsel uit 1918 niet op zichzelf. Zij vinden daardoor wel én niet dat een bestuurlijke of politieke functie in strijd is met de roeping van de vrouw. En dat is een overduidelijke tegenspraak, althans in mijn mannenlogica.
De uitspraak van vorig jaar kan toch niet inhouden dat een partij verplicht is zichzelf tegensprekende lieden toe te laten! Tenminste, niet volwaardig. Alledaags gezegd: die vrouwen weten niet wat ze willen.
Onbevoegd
„Over vrouwenlogica gesproken”, luidt daarop het weerwoord. „De democratische rechtsstaat heeft als beginsel gelijke behandeling, maar kent als parlementair lid een partij die dat beginsel niet onderschrijft in de eigen beginselen.” Het is een dekselse conclusie, maar juridisch zonder venijn.
De staat beschikt niet over een regeling die op grond van overtuigingen het lidmaatschap van de democratische rechtsstaat bepaalt, en de staat kan ook niet gedwongen worden door de rechter zo’n regeling in te voeren. „Uit de Grondwet (artikel 81) volgt dat de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk en bij uitsluiting bevoegd zijn tot het vaststellen van wettelijke regelingen”, liet de rechter vorig jaar al weten.
Kortom, er is sprake van een showproces. De SGP hoeft sowieso geen vrouwen toe te laten als volwaardig lid. Nota bene, met de vervangende regeling kan de SGP weer subsidie krijgen. Waarom ook niet.
De auteur schreef als coauteur over logische zelfbetrokkenheid (”zelfverwijzing”) in het kwartaalblad Kunst en Wetenschappen en doet wetenschaphistorisch onderzoek.