Staken is niet van deze tijd
In zijn bijdrage op deze pagina van 27 februari riep Jan Westert GMV, RMU en CNV op tot een herbezinning op staking. Volgens hem is dit ultieme machtsmiddel inmiddels veranderd in een professioneel-juridisch instrument. Peter Schalk wijst op de onjuiste taxatie van het stakingsmiddel.
Het is niet voor het eerst dat gesproken wordt over een herbezinning op staking. Zo hebben de vakorganisaties GMV en RMU hierover de degens gekruist, ook met de toenmalige algemeen secretaris van het GMV, Jan Westert. Toen reeds bleek dat het door prof. Douma geformuleerde adagium ”Staken mag als doorwerken zonde is”, niet meer breed gedeeld werd door iedereen binnen het GMV.De opvatting was toen dat staken mag omdat het nu eenmaal is opgenomen in het Nederlandse recht. In zijn artikel laat Westert in het midden waar hij in dit debat zelf staat, maar hij stelt het stakingsrecht wel voor als een erkend en geaccepteerd recht waarvoor de spelregels door de rechtspraak zijn bepaald.
Gezagskringen
Dat zou betekenen dat de Nederlandse wetgever doorslaggevend is voor het denken over goed of kwaad; een onhoudbare stelling, die simpel is te pareren met de wetgeving rondom euthanasie. Dat is (onder voorwaarden) ook toegestaan door de Nederlandse overheid, maar daarom nog niet geoorloofd! Juist in principiële zaken is niet de Nederlandse wetgever doorslaggevend, maar het Woord van God. Daaruit zijn hoofdlijnen te trekken, ook naar onze arbeidsverhoudingen.
Een staking is gewoon een machtsmiddel dat wordt ingezet om de wederpartij te dwingen in te stemmen met eisen. Dat is in strijd met wat God van ons vraagt, namelijk om Hem te dienen en ten opzichte van onze naaste dienstbaar te zijn. Een verschil van inzicht in arbeidsvoorwaardelijke vraagstukken dient dan ook opgelost te worden met kracht van argumenten, met respect voor de ander en met aandacht voor de relatie tot de ander. Dat betreft hier een gezagsrelatie, omdat God mensen met gezag bekleedt.
In Zijn goedheid gaf God ons gezagskringen om in de gebrokenheid van onze samenleving orde en recht te kunnen handhaven. Een van die gezagskringen is die van de werkgever en de werknemer, die een gezamenlijk belang hebben en dat vastleggen in een arbeidscontract, met wederzijdse rechten en plichten. Staking van werkzaamheden is dan ook aan te merken als contractbreuk. Dat is een inbreuk op de gezagsrelatie die alleen te rechtvaardigen valt als er iets van een werknemer gevraagd wordt dat tegen Gods geboden ingaat of bij apert onrecht.
Helder standpunt
Welnu, in de Nederlandse situatie is de visie van de RMU helder: de dwang van werkonderbreking of stakingen mag niet worden gebruikt, omdat het de door God gegeven gezagsrelaties onder druk zet, omdat het contractbreuk betekent en omdat een machtsmiddel niet past in wederzijdse dienstbaarheid. Kortom, een herbezinning op het principiële stakingsstandpunt is wat de RMU betreft niet nodig.
Dat standpunt is helder, en leidt in onze samenleving overigens automatisch tot het dwarsliggend leiderschap, waartoe Westert oproept. Daarin krijgt hij dan ook zijn zin, en hopelijk ook in zijn andere oproep tot aandacht voor vreedzame methoden om conflicten op te lossen. Dat zou vanzelfsprekend moeten zijn voor christelijke (vak)organisaties.
Maar er is een ander aspect dat wél om bezinning vraagt: in het huidige economische bestel, waarin netwerken en internationale verbanden sterk bepalend zijn geworden voor de continuïteit van bedrijven, richten stakingen onevenredig grote schade aan, ook bij hen die part noch deel aan het conflict hebben. Juist op dat aspect is bezinning noodzakelijk, niet alleen binnen christelijke vakorganisaties, maar over de volle breedte van de sociale partners. Staken is niet meer van deze tijd.
De auteur is directeur van de RMU. De vakorganisatie ontstond in reactie op de stakingsgolven tijdens het eerste kabinet-Lubbers.