Cultuur & boeken

Een blok turf en een Bijbel

In 1855 begeeft de Réveilpredikant Jan de Liefde zich onder het volk met onder zijn ene arm een blok turf en onder zijn andere arm een Bijbel. De vereniging Tot Heil des Volks gebruikt dit optreden als een metafoor om haar manier van werken te illustreren.

Niels van Driel
22 February 2006 08:26Gewijzigd op 14 November 2020 03:29

Sinds 150 jaar verleent het Heil praktische hulp en geeft de Bijbelse boodschap door. Het jubileumboek ”Aan de minste van Mijn broeders” vertelt niet alleen de geschiedenis, maar geeft tegelijk een dwarsdoorsnee van de hulpverleningsactiviteiten.De vereniging Tot Heil des Volks beweegt zich veelvuldig onder het volk met verslavingshulp, vrouwenwerk en sociale activiteiten. Als het even mogelijk is, geven de medewerkers het Evangelie door. Bekendheid genieten de Amsterdamse jeugdhotels van The Shelter. Hetzelfde geldt voor de seksuele hulpverlening die Different (tot voor kort EHAH) biedt, ook al heeft deze bekendheid in de kringen van tegenstanders de kleur van beruchtheid.

Maar dit alles getuigt van afstemming op de noden en mogelijkheden die de tegenwoordige tijd biedt. Als de vereniging halverwege de negentiende eeuw ontstaat, heeft het Heil andere prioriteiten.

De situatie van een groot deel van de Nederlandse bevolking kenmerkt zich in de negentiende eeuw door grote en grauwe ellende. Velen leven in kelders en krotten en hebben nauwelijks te eten. Ziekten als tbc maken talloze slachtoffers. De werkloosheid, vuilheid en ongezelligheid thuis doet menige huisvader de uiterlijke glans van de kroeg verkiezen boven de vaalheid van de eigen woning.

De Réveilbeweging is in deze tijd niet alleen uiting van een geestelijke opleving in Nederland, maar krijgt ook handen en voeten in hulp aan armen, prostituees en weeskinderen. Behalve dat de vereniging voedsel verstrekt en onderdak verleent, draagt het Heil zorg voor onderwijs. Met jeugdwerk, brei- en naaischolen en vooral zondagscholen zijn in de loop der jaren tienduizenden kinderen bereikt.

Dansen en kaarten
In de pogingen om de jeugd van de straat te halen gaat het Heil soms verder dan veel orthodoxe christenen voor wenselijk houden. In de pers legt de directeur er in 1948 verantwoording van af dat in een clubhuis gedanst en gekaart kan worden, al zijn deze aangelegenheden gebonden aan strenge regels. De jeugd die gewend is de avonden in cabarets, bioscopen en dancings door te brengen, laat zich nu eenmaal niet vangen met „voorlezen uit een mooi boek” of het doen van een gezamenlijk spelletje. Deze tegemoetkoming aan de jeugd moest echter worden begrepen tegen de achtergrond van de bewogenheid om Christus’ wil met deze afgedwaalde jongeren.

Met volkslezingen en kerstvieringen heeft het Heil talloze volwassen Amsterdammers getrokken. Vanaf 1937 geeft het maandblad De Oogst informatie en artikelen over evangelisatie, hulpverlening en een als profetisch omschreven geluid over ontwikkelingen in kerk en wereld. Met zo’n 11.500 abonnees heeft dit gratis verspreide blad een stevige positie in evangelisch-reformatorische kring. De twee-eenheid van redden en getuigen is tot de dag van vandaag kernmerkend voor de vereniging.

Fijnzinnig
De historicus O. W. Dubois heeft de eerste tien hoofdstukken van dit jubileumboek voor zijn rekening genomen. Deze bestrijken vooral de periode tot 1967. Heilmedewerker Krijn de Jong, die vanaf 1971 meedraait, geeft een beeld van het tijdvak 1969 tot 2005. Dubois wil met zijn bijdrage liefde bijbrengen voor hen die in woord en daad getuigenis hebben gegeven van het Evangelie. Vol respect, fijnzinnig en met kennis van zaken beschrijft hij de inzet van vele medewerkers. De feiten, citaten en in memoriams zijn overigens opbouwend genoeg; het aantal stichtelijke commentaren van de schrijver had daarom best iets minder gekund.

De schrijvers zijn tamelijk openhartig over de verschillende crises die het Heil hebben geteisterd. Te denken valt aan de interne conflicten aan het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw. Bij Dubois lijkt soms door te schemeren dat hij zich wel heel nauw bij zijn onderwerp betrokken weet. Uit het boek zelf blijkt al dat hij te veel zegt als hij schrijft dat ’het’ Réveil ten volle het gezag van de belijdenisgeschriften van de zestiende en de zeventiende eeuw erkende.

Het proefschrift ”Menniste Paus. Samuel Muller en zijn netwerken” van Annelies Verbeek tekent het karakter van De Liefde met typeringen als ijveren zonder verstand, ijdelheid, verborgen geestelijke hoogmoed en dergelijke. Nu is het goed te bedenken dat de tijdgenoten die voor een dergelijk beeld verantwoordelijk zijn niet tot De Liefdes geestverwanten behoorden. Maar slaat bij Dubois de weegschaal niet al te ver naar de andere kant door als hij De Liefdes grote sociale vaardigheden roemt en de vermelding van feilen en gebreken wegzet als „liefdeloze kritiek”?

Uitvoerig
Elk jubileumboek is rijk aan namen en roept dan toch nog de verbaasde vraag op waarom die en die er niet in voorkomen. De mate waarin de schrijvers deze vraag hebben proberen te ondervangen, is doorgeslagen naar een teveel, waardoor de tekst zich soms wat stroef laat lezen. De motivatie van de medewerkers, de inhoud en de omvang van het werk van de vereniging Tot Heil des Volks komen door deze uitvoerigheid echter wel goed uit de verf.

Titel: ”Aan de minste van Mijn broeders. Het werk van Tot Heil des Volks 1855-2005”
Auteur: O. W. Dubois en Krijn de Jong
Uitgeverij: Oogst Publicaties/Barnabas, Amsterdam/Heerenveen, 2005
ISBN 90 8520 044
Pagina’s: 352
Prijs: € 14,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer