De raad debatteerde donderdagavond over de doelstellingen die het stadsbestuur zich vier jaar geleden had gesteld en waarover het college onlangs meldde dat het merendeel daarvan was gehaald. Zelfs oppositiepartij PvdA liet zich er positief over uit.De toon van de reacties varieerde van juichend tot mild. De meeste kritiek kwam vanuit linkse hoek. PvdA-fractievoorzitter B. Cremers deelde de conclusie van de Rekenkamer Rotterdam dat 63 procent van de doelen op het gebied van onder meer veiligheid en integratie is gehaald. „Maar het echte gevecht speelt zich af in de stad. En het is de kiezer die op 7 maart het oordeel geeft over het gevoerde beleid”, aldus Cremers.

Zoals viel te verwachten waren de coalitiepartijen, Leefbaar Rotterdam, VVD en CDA, positief over de behaalde resultaten. Fractievoorzitter R. Sörensen noemde de Rotterdamse aanpak „een teken van lef en geen laf negeren van de problemen zoals voorgaande colleges dat hebben gedaan.” Volgens Sörensen zou roerganger Pim Fortuyn trots zijn geweest op wat er in Rotterdam is bereikt.

Het CDA vond dat er meer bereikt is dan wat vier jaar geleden voor mogelijk was gehouden. „Het zijn geen loze verkiezingsbeloftes gebleken”, aldus F. van der Heijden. VVD’er G. van Gent vond de afgelopen periode nog maar het begin. „Het werk kan doorgaan als de kiezer dat op 7 maart wil.”

GroenLinks zag alles somberder in. „Het was het college van de spierballentaal. Zeggen wat je denkt, zonder na te denken wat je zegt”, zei O. Kaya. De oppositie vond dat het stadsbestuur het op vooral sociaal gebied heeft laten afweten.